Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Voorts is verschenen Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vertegenwoordigd door [C].
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een bijstandsaanvraag voor een minderjarige, eiser, die door zijn grootouders werd verzorgd. De grootouders, [A] en [B], hebben geen pleegzorgvergoeding ontvangen en hebben namens eiser een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, geboren in 2012, geen eigen kind of stiefkind van zijn grootouders is en daarom als zelfstandig subject voor de Wwb moet worden beschouwd. De primaire afwijzing van de bijstandsaanvraag was gebaseerd op het feit dat eiser jonger is dan 18 jaar en er geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen, zoals vereist in artikel 16 van de Wwb.
De rechtbank heeft de argumenten van de grootouders overwogen, waaronder hun financiële situatie en de kosten die zij maken voor de verzorging van eiser. Ondanks dat de grootouders hebben aangegeven dat zij financieel zijn achteruitgegaan sinds zij de zorg voor eiser op zich hebben genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat zij in beginsel in staat zijn om de kosten voor de verzorging van eiser te dragen, gezien hun inkomen dat ruim boven de bijstandsnorm ligt.
De rechtbank heeft ook de verplichtingen van verweerder onder het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er geen acute noodsituatie was die bijstandsverlening noodzakelijk maakte. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door verweerder rechtmatig was en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.