ECLI:NL:RBDHA:2014:6450
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Noord-Koreaanse eiseres met beroep op vestigingsalternatief in Zuid-Korea
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Noord-Koreaanse eiseres. De eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar asielaanvraag op 28 augustus 2013 was afgewezen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 5 maart 2014 gehouden, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.
De eiseres, geboren in 1974, heeft gesteld dat zij de Noord-Koreaanse nationaliteit bezit en dat zij vreest voor vervolging door de Noord-Koreaanse autoriteiten. Zij heeft haar aanvraag onderbouwd met de stelling dat haar vader, die afkomstig is uit Zuid-Korea, is gearresteerd door de geheime staatspolitie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Noord-Korea daadwerkelijk vervolgd zal worden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres, waaronder haar verwijzing naar mensenrechtensituaties in Noord-Korea, niet overtuigend geacht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiseres zich kan beroepen op het staatsburgerschap van Zuid-Korea, aangezien zij daar bescherming kan zoeken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.