5.2De rechtbank stelt vast dat bij besluit van 9 maart 2011 de subsidie voor het hele jaar 2011 is verleend, dat voor eiseres de mogelijkheid bestond melding te maken van een overschrijding van het aantal geprognosticeerde huisverboden in 2011 en dat door verweerder is medegedeeld dat de subsidie zal worden vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte kosten in 2011. Hieruit volgt dat door verweerder de mogelijkheid is opengelaten om, indien sprake zou zijn van een overschrijding van het aantal huisverboden, meer subsidie aan eiseres te verlenen in 2011 voor de begeleiding van uithuisgeplaatsten op grond van de Wet Tijdelijk Huisverbod. Door eiseres is dan ook geen aanvraag ingediend tot een nieuwe subsidieverlening, maar is een melding gedaan van de overschrijding van de prognose van het aantal huisverboden. Voorts heeft de vaststelling van de subsidie over het hele jaar 2011 in één keer plaatsgevonden bij besluit van 28 november 2012. Gelet op deze omstandigheden moet het besluit van 11 november 2011 worden beschouwd als een wijzigingsbesluit waarbij de eerder op 9 maart 2011 verleende subsidie over het jaar 2011 wordt gewijzigd. Op de gewijzigde subsidie zijn naar het oordeel van de rechtbank dezelfde verplichtingen van toepassing als op de oorspronkelijk verleende subsidie. Het rechtszekerheidsbeginsel verzet zich tegen het verbinden van andere verplichtingen aan de gewijzigde subsidie. Derhalve was de in de HKS opgenomen verplichting tot het in acht nemen van het bezoldigingsmaximum niet verbonden aan de verleende subsidie over 2011 en heeft verweerder niet op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb tot een lagere subsidievaststelling kunnen komen.
6 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb. De rechtbank zal bezien of het mogelijk is zelf in de zaak te voorzien.
7 Niet in geschil is dat het aantal huisverboden waarvoor subsidie is verleend is gehaald. Nu voorts niet is gesteld dat eiseres overigens niet aan haar verplichtingen zou hebben voldaan of dat zich een situatie als bedoeld onder c of d van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb voordoet, dient de subsidie, gelet op artikel 4:46, eerste lid, van de Awb, overeenkomstig de subsidieverlening te worden vastgesteld. Gelet hierop bestaat aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal het besluit van 28 november 2012 herroepen en de subsidie voor het jaar 2011 voor 275 huisverboden vaststellen op € 309.045,-. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
8 Aan de overige door eiseres aangevoerde gronden komt de rechtbank gelet op het voorgaande niet toe.
9 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.243,20, te weten € 974,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1), € 69,20 voor de door de medewerkers van eiseres gemaakte reiskosten en € 200,- voor de door de medewerkers van eiseres gemaakte verletkosten (twee uur á € 100,- per uur voor twee personen).