ECLI:NL:RBDHA:2014:6139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2014
Publicatiedatum
19 mei 2014
Zaaknummer
AWB-13_2742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijzondere uitkering op basis van Regeling Ereschuld voor veteranen en de kwalificatie van operatie Katrina

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een veteraan, en de minister van Defensie. De eiser had verzocht om een bijzondere uitkering op basis van de Regeling Ereschuld, maar de minister had dit verzoek afgewezen. De rechtbank overwoog dat de operatie Katrina, waarbij de eiser betrokken was, niet kon worden aangemerkt als een crisisbeheersingsoperatie. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de uitzending naar het rampgebied van de orkaan Katrina in New Orleans door het Ministerie van Defensie was gekwalificeerd als een humanitaire missie, en niet als een crisisbeheersingsoperatie. De rechtbank stelde vast dat de Regeling Ereschuld alleen van toepassing is op gevallen van invaliditeit met dienstverband die voortkomen uit oorlogsomstandigheden of crisisbeheersingsoperaties. Aangezien de operatie Katrina niet aan deze definitie voldeed, kon de eiser niet in aanmerking komen voor de bijzondere uitkering. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden had gehandeld en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder veteranen aanspraak kunnen maken op bijzondere uitkeringen en de noodzaak voor duidelijke kwalificaties van operaties.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/2742

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. H.J.M.G.M. van der Meijden),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.R.C. Adang).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een bijzondere uitkering gebaseerd op de Regeling Ereschuld (de Regeling).
Bij besluit van 4 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2014.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1 Bij het primaire besluit heeft verweerder meegedeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor de bijzondere uitkering gebaseerd op de Regeling, omdat er geen sprake is van invaliditeit met dienstverband als gevolg van inzet tijdens oorlogsomstandigheden of een crisisbeheersingsoperatie. De operatie Katrina kan niet worden aangemerkt als een crisisbeheersingsoperatie.
1.2 Dit besluit heeft verweerder bij het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de operatie Katrina door het Ministerie van Defensie met ingang van 7 september 2005 is gekwalificeerd als “Humanitaire steunverlening gevolgen Katrina in New Orleans”. Daarbij heeft verweerder overwogen dat dit blijkt uit het feit dat de operatie is opgenomen in tabel 4 (humanitaire operaties) van de Regeling Voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties, en niet in tabel 3 waarin de vredesoperaties zijn opgenomen. Verweerder heeft ten overvloede opgemerkt dat op de peildatum 1 juni 2012 ten aanzien van eiser nog geen medische eindtoestand is vastgesteld en alleen al om die reden eiser niet in aanmerking kan worden gebracht voor een bijzondere uitkering Ereschuld.
2.1 Eiser betwist niet dat thans geen sprake is van een medische eindtoestand, maar dat die naar verwachting op enig moment zal ontstaan.
2.2 Eiser voert aan dat niet ter discussie staat dat in dit geval sprake is van invaliditeit met dienstverband, zodat wordt voldaan aan wat in artikel 2, derde lid, van het Besluit AO/IV is bepaald. Om daarvoor in aanmerking te komen geldt de eis dat sprake is van buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden. Eiser voldoet hieraan. Artikel 2, vijfde lid, van het Besluit AO/IV geeft aan dat onder buitengewone of daarmee vergelijkende omstandigheden wordt verstaan, als derde en laatste onderdeel van die definitie, deelname aan operaties ter bevordering of handhaving van de internationale rechtsorde. Volgens eiser betekent dit dat bij hem sprake is van invaliditeit met dienstverband in de zin van artikel 2 van het Besluit AO/IV gebaseerd op het gestelde in het vijfde lid, sub, van het Besluit AO/IV. Nu een dergelijke bijzondere operatie aan de orde is, vermag naar de mening van eiser niet worden ingezien waarom niet voldaan is aan de eis dat hier sprake is van een crisisbeheersingsoperatie, zodat dit dient te leiden tot toekenning van een bijzondere uitkering gebaseerd op de Regeling.
2.3 Voorts voert eiser aan dat in de Regeling het begrip crisisbeheersingsoperatie wordt genoemd zonder dat het wordt gedefinieerd. In de Nota van Toelichting wordt gesteld dat de doelgroep van de Regeling betreft: “Veteranen die zijn militairen of gewezen militairen die door de Nederlandse samenleving zijn ingezet om een bijdrage te leveren aan de vrede en veiligheid in de wereld.” Tegen die achtergrond kan het verstrekken van humanitaire hulp in de vorm van het ter beschikking stellen van personeel volgens eiser eveneens als zodanig worden aangemerkt. In dat kader wijst eiser op de volgende passage op bladzijde 12 van het Jaarverslag en slotwet ministerie van Defensie 2005: “Voorts zijn Nederlandse militairen herhaaldelijk ingezet voor internationale noodhulp. Hr. Ms. Van Amstel heeft steun geboden aan Amerikaanse burgers naar de orkaan Katrina bij New Orleans.” Deze passage wordt volgens eiser gepresenteerd als onderdeel van de passage met betrekking tot crisisbeheersingsoperatie.
2.4 Eiser stelt zich ten slotte op het standpunt dat op basis van het bovenstaande wel degelijk sprake is van een situatie dat aan eiser op enig moment een uitkering op grond van de Regeling dient te worden toegekend.
2.5 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3
De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
De Regeling is van toepassing op gewezen militairen die voor 1 juli 2007 ontslagen zijn en bij wie als gevolg van oorlogsomstandigheden of een crisisbeheersingsoperatie invaliditeit met dienstverband is vastgesteld voor zover zij op 1 juni 2012 in verband daarmee aanspraken genoten of voor die datum een eerste aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen hebben ingediend. Voor deze groep geldt dat zij, aanvullend op aanspraken, die bestaan uit het militair invaliditeitspensioen, de bijzondere invaliditeitsverhoging en diverse voorzieningen en verstrekkingen, aanspraak krijgen op een bijzondere uitkering. Deze bijzondere uitkering geldt als erkenning van wat hen als militair is overkomen en de gevolgen die dat voor hen heeft gehad.
3.2
Weliswaar is de Regeling nog niet in werking getreden, echter niet in geschil is dat verweerder de Regeling als beleid hanteert.
3.3
De rechtbank overweegt dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de operatie Katrina niet is aangemerkt als een crisisbeheersingsoperatie. Bij besluit van 7 september 2005 nr. P/2005013890 is de uitzending naar het rampgebied van de orkaan Katrina in New Orleans in Amerika immers als humanitaire missie in de Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties (Regeling VVHO) aangewezen (Zie Rechtspositie Defensiepersoneel, Staatscourant 16 september 2005, nr. 180 / pag. 9). Daarmee voldoet eiser niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de bijzondere uitkering. De omstandigheid dat in de Regeling noch in de toelichting daarop wordt omschreven wat onder een crisisbeheersingsoperatie moet worden verstaan, leidt niet tot een ander oordeel. In deze procedure staat niet ter beoordeling de vraag of verweerder operatie Katrina had moeten aanmerken als crisisbeheersingsoperatie.
3.4
Aan het feit dat eiser voldoet aan de eisen die aan het recht op een militair invaliditeitspensioen worden gesteld, komt - anders dan eiser meent - geen betekenis toe. De Regeling kent een eigen regime dat weliswaar is gekoppeld aan het militair invaliditeitspensioen, maar een beperktere doelgroep kent. Zoals verweerder ook in zijn verweerschrift heeft gesteld zijn niet de buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden bepalend, maar de striktere oorlogsomstandigheden of crisisbeheersingsoperatie.
4
Het beroep is ongegrond.
5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.T. Paulides, voorzitter, mr. G.P. Kleijn, lid, generaal-majoor b.d. M.P. Celie, militair lid, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.