1.De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.Eiseres, geboren op [datum] 1966, bezit de Marokkaanse nationaliteit. Zij is op 21 januari 2004 Nederland binnengekomen met een geldige machtiging tot voorlopig verblijf en is op 26 februari 2004 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf bij echtgenoot [naam 2] ”. Deze verblijfsvergunning was geldig van 23 januari 2004 tot 23 januari 2005 en is laatstelijk verlengd tot 17 juli 2013.
1.2.Het huwelijk tussen eiseres en [naam 2] is ontbonden op 14 januari 2010.
1.3.Op 17 december 2010 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, met de aantekening “EG-langdurig ingezetene”. Bij besluit van 18 februari 2011 heeft verweerder die aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste. Verweerder heeft voorts aan eiseres een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder de beperking “verblijf bij partner [naam 2] ”, omdat zij weliswaar inmiddels van [naam 2] was gescheiden maar de relatie wel werd voortgezet. De geldigheidsduur van die aan eiseres verleende verblijfsvergunning was eveneens 17 juli 2013.
1.4.Op 12 april 2012 heeft eiseres wederom een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd/status EG-langdurig ingezetene.
1.5.Volgens een op 28 april 2012 opgemaakt proces-verbaal heeft de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond op verzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst een onderzoek ingesteld naar de relatie tussen eiseres en [naam 2] . Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat eiseres sinds 23 januari 2004 in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) staat ingeschreven op het adres [adres 1] en dat [naam 2] sinds 26 augustus 2011 in de GBA staat ingeschreven op het adres [adres 2] . De verbalisanten hebben op 27 maart 2012 [naam 2] en op 19 april 2012 eiseres gehoord.
1.6.Bij brief van 11 juli 2012 heeft verweerder eiseres naar aanleiding van de in 1.4. genoemde aanvraag bericht dat gebleken is dat eiseres niet in het bezit is van een inburgeringsdiploma en dat gebleken is dat zij niet meer voldoet aan de beperking van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, nu zij niet meer samenwoont met [naam 2] . Verweerder heeft eiseres verder geadviseerd om zo snel mogelijk te voldoen aan het inburgeringsvereiste, omdat de aan haar verleende verblijfsvergunning anders wordt ingetrokken.
Bij brief van 25 juli 2012 heeft eiseres op deze brief gereageerd en, onder verwijzing naar medische stukken, gesteld dat zij dient te worden vrijgesteld van het inburgeringsvereiste.
1.7.Vervolgens heeft verweerder de primaire besluiten I en II genomen.
1.8.Op 10 september 2012 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en de gronden van dat bezwaar aangevuld op 2 oktober 2012. Vervolgens heeft verweerder de bestreden besluiten I en II genomen.
1.9.Op 22 februari 2013 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd dan wel wijziging van het verblijfsdoel van de aan haar verleende verblijfsvergunning. Bij besluit van 26 maart 2013 is eiseres in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “voortgezet verblijf”, met ingang van 22 februari 2013 en geldig tot 22 februari 2018.
2.1.Verweerder heeft in het primaire besluit I overwogen dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat zij het inburgeringsexamen heeft behaald en dat niet is aangetoond dat zij behoort tot de categorie vreemdelingen die hiervan is vrijgesteld. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met de aantekening “EG-langdurig ingezetene” noch voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op nationale gronden. Eiseres komt evenmin in aanmerking voor verlenging van de geldigheidsduur van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, omdat zij door de verbreking van het huwelijk tussen haar en [naam 2] niet langer voldoet aan de beperking waaronder deze verblijfsvergunning is verleend en nu gebleken is dat eiseres en [naam 2] per 26 augustus 2011 niet meer samenwonen.
In het bestreden besluit I heeft verweerder de afwijzingsgrond met betrekking tot het inburgeringsvereiste laten vallen, nu uit een in bezwaar overgelegd medisch advies blijkt dat eiseres in aanmerking komt voor vrijstelling van het inburgeringsvereiste. Nu eiseres gelet op de verbreking van haar relatie niet voldoet aan de beperking waaronder zij de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft verkregen, komt zij evenwel nog steeds niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd dan wel verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, aldus verweerder.
2.2.Verweerder stelt zich, gezien het vorenstaande, in bestreden besluit II op het standpunt dat aanleiding bestaat de verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht tot 26 augustus 2011 in te trekken.
3.1.Op grond van artikel 8, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft de vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden.
Op grond van artikel 19 kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden ingetrokken op de gronden bedoeld in artikel 18, eerste lid, met uitzondering van onderdeel b.
Op grond van artikel 4 van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten (hierna: Richtlijn 2003/109/EG) kennen de lidstaten de status van langdurig ingezetene toe aan onderdanen van derde landen die legaal en ononderbroken sedert de vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het desbetreffende verzoek op hun grondgebied verblijven.
Op grond van artikel 7 van Richtlijn 2003/109/EG dient ter verkrijging van de status van langdurig ingezetene een verzoek te worden ingediend.
Op grond van artikel 8, tweede lid, van Richtlijn 2003/109/EG verstrekken de lidstaten aan langdurig ingezetenen een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De verblijfsvergunning is ten minste vijf jaar geldig. De vergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van die periode automatisch verlengd.
Op grond van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van Richtlijn 2003/109/EG de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de Vw 2000 slechts worden afgewezen, indien de vreemdeling niet gedurende vijf jaren ononderbroken en direct voorafgaande aan de aanvraag rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8 van de Vw 2000.
3.2.Het beleid met betrekking tot gezinshereniging en gezinsvorming was met ingang van 1 oktober 2012, en dus ten tijde van de bestreden besluiten I en II, neergelegd in hoofdstuk B2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Paragraaf B2/8.3 van de Vc 2000 luidde, voor zover thans van belang, als volgt:
“Verbreking van de (huwelijks)relatie
Ingevolge artikel 19 juncto 18, eerste lid, onder f, Vw kan de verblijfsvergunning worden ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend of een voorschrift dat aan de verblijfsvergunning is verbonden. Daarvan zal met name sprake zijn ingeval van verbreking van de (huwelijks)relatie. Er is sprake van een verbreking van de (huwelijks) relatie indien:
- de (huwelijks)relatie op grond waarvan verblijf was toegestaan feitelijk of juridisch is verbroken. Dit kan ondermeer blijken uit het feit dat de vreemdeling en de hoofdpersoon niet meer staan ingeschreven op hetzelfde adres in de GBA, of uit het feit dat de partners naar buiten toe verschillende adressen voeren;
- de hoofdpersoon is overleden; of
- de hoofdpersoon zich vrijwillig in het buitenland heeft gevestigd.
Tenzij op grond van B16 een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf kan worden verleend, wordt in een dergelijk geval de verblijfsvergunning ingetrokken. De verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf kan alleen op aanvraag worden verleend. Indien intrekking in deze gevallen wordt overwogen, wordt de vreemdeling derhalve in de gelegenheid gesteld een aanvraag tot wijziging van de beperking in 'voortgezet verblijf' in te dienen. (…)”