ECLI:NL:RBDHA:2014:5731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
C-09-462508 - KG ZA 14-353
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een gekraakt woningcomplex in verband met noodzakelijke renovatiewerkzaamheden en asbestsanering

In deze zaak vorderde de Stichting Vestia, eigenaar van een woningcomplex in Rotterdam, ontruiming van een gekraakte woning. De rechtbank Den Haag oordeelde dat de ontruiming noodzakelijk was vanwege de slechte staat van het complex en de geplande renovatiewerkzaamheden, die op 9 juni 2014 zouden beginnen. Eiseres had vastgesteld dat er asbest aanwezig was in de woningen, wat een gezondheidsrisico vormde. De gedaagden, die zonder recht in de woning verbleven, hadden geen gevolg gegeven aan de sommatie om de woning te verlaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiseres proportioneel waren, gezien de noodzaak van de asbestsanering en de renovatie. De rechtbank verleende verstek tegen de niet-verschenen gedaagden en bepaalde dat de gedaagden de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis moesten verlaten. Tevens werden de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukte het belang van het eigendomsrecht en de noodzaak om de woning vrij te maken voor de noodzakelijke werkzaamheden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/462508 / KG ZA 14-353
Vonnis in kort geding van 9 mei 2014
in de zaak van
de Stichting
STICHTING VESTIA,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. de Mooij te Den Haag,
tegen:
DE PERSONEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK GELEGEN TE [woonplaats] AAN DE [adres 1] ([postcode]), OF EEN GEDEELTE DAARVAN, ZIJNDE ANDEREN DAN GEBRUIKERS KRACHTENS EEN PERSOONLIJK OF ZAKELIJK RECHT VAN VOORMELDE ONROERENDE ZAAK, VAN WELKE PERSONEN NAAM EN WOONPLAATS NIET KUNNEN WORDEN ACHTERHAALD,
gedaagden,
van wie is verschenen:
[A],
advocaat mr. E. Tamas te Den Haag.
De hiervoor vermelde onroerende zaak zal hierna worden aangeduid als 'de woning'.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 28 april 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Eiseres is eigenaresse van het complex '[complex]' in de wijk [wijk] te [woonplaats], dat bestaat uit 204 portiekflats. De woning maakt daarvan onderdeel uit.
1.2.
Het complex is gebouwd in de periode 1949-1950 en is gedurende de laatste vijftien jaar niet meer onderhouden door eiseres. Als gevolg daarvan bevindt het complex zich thans in slechte staat. In verband hiermee heeft eiseres besloten om ingrijpende onderhouds- en renovatiewerkzaamheden te laten uitvoeren aan zowel de binnen- als buitenzijde van (de woningen in) het complex, zoals vernieuwing van de kozijnen, keukens, badkamers en dakbedekking, alsmede vervanging van de geisers en gaskachels door een CV-installatie. De start van die werkzaamheden is gepland op 9 juni 2014. Alvorens daarmee een aanvang te kunnen maken dient een asbestinventarisatie en -sanering plaats te vinden.
1.3.
In opdracht van eiseres heeft Alphaplan B.V. te Alphen aan den Rijn (hierna 'Alphaplan') een asbestinventarisatie uitgevoerd met betrekking tot 122 woningen van het complex. Alphaplan concludeert dat in alle van de door haar onderzochte woningen zowel hechtgebonden als niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen zijn aangetroffen.
1.4.
Ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding op 28 april 2014 waren 27 flats 'gekraakt', waaronder de woning.
1.5.
Eiseres heeft gedaagden gesommeerd om de woning te verlaten en te ontruimen. Gedaagden hebben daaraan geen gevolg gegeven.

2.Het geschil

2.1.
Eiseres vordert, zakelijk weergegeven:
I. gedaagden te veroordelen de woning onmiddellijk te verlaten en te ontruimen en ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen en niet meer te betreden;
II. te bepalen dat het te wijzen vonnis binnen de in artikel 557a lid 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ('Rv') genoemde termijn van een jaar ook zal kunnen worden ten uitvoer gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
een en ander met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proces- en nakosten, de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Naast de hiervoor vermelde feiten voert eiseres daartoe - samengevat - het volgende aan.
Gedaagden verblijven zonder recht of titel in de woning en maken daarmee inbreuk op het eigendomsrecht van eiseres. Eiseres behoeft dat niet te dulden. Daar komt bij dat binnenkort - op 9 juni 2014 - een aanvang moet worden gemaakt met de voorgenomen onderhouds- en renovatiewerkzaamheden. Omdat zich in alle woningen van het complex asbest bevindt, moet - voordat met die werkzaamheden kan worden begonnen - een asbestinventarisatie en
-sanering plaatsvinden. Gedaagden staan dat ten aanzien van de door hen gekraakte woning in de weg. Gedaagden dienen de woning ook te verlaten teneinde de onderhouds- en renovatiewerkzaamheden te (kunnen) laten uitvoeren. Bovendien levert de bewoning een (levens)gevaarlijke situatie op, gelet op de gezondheidsrisico's die de aanwezigheid van asbest meebrengt. Verder dreigt de brandverzekeraar van het complex de verzekering te beëindigen wegens de aanwezigheid van krakers en veroorzaken de krakers overlast voor de omwonenden.
2.3.
De wel-verschenen gedaagde heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal zijn verweer hierna worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Gedaagden zijn behoorlijk opgeroepen tegen de terechtzitting van 28 april 2014, maar van hen is alleen [A] verschenen. Tegen de niet-verschenen gedaagden zal verstek worden verleend.
3.2.
De wel-verschenen gedaagde stelt dat de dagvaarding nietig is, omdat zij op 28 maart 2014 ten onrechte is gedagvaard op de voet van het bepaalde in artikel 61 Rv. Zij staat namelijk al sinds 30 januari 2014 ingeschreven op het adres [adres 1] te [woonplaats]. Dat verweer wordt verworpen, aangezien gesteld noch gebleken is dat zij daardoor onredelijk is benadeeld (art. 66 lid 1 Rv)
3.3.
De wel-verschenen gedaagde heeft verder aangevoerd dat eiseres geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Daarin kan hij echter niet worden gevolgd. Het (vereiste) spoedeisende belang ligt reeds besloten in de aard van de vorderingen en hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd, zoals hiervoor onder 2.2 aangegeven. De juistheid van de stellingen van eiseres zal hierna worden beoordeeld.
3.4.
Eiseres stelt dat in alle woningen van het complex asbest is verwerkt. De wel-verschenen gedaagde heeft dat op zichzelf niet - voldoende gemotiveerd - weersproken. Op grond van de door eiseres in het geding gebrachte brief van Alphaplan van 27 maart 2014 moet worden aangenomen dat in alle woningen zowel hechtgebonden als niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen zijn toegepast. Alphaplan geeft aan dat zij die materialen heeft aangetroffen in alle 122 woningen, die door haar zijn onderzocht. De wel-verschenen gedaagde heeft geen relevante feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten/kunnen worden aangenomen dat die constatering onjuist is en dat de situatie in de andere - nog niet onderzochte - 82 woningen anders zou (kunnen) zijn. De wel-verschenen gedaagde beroept zich op een brief van [Z] (hierna '[Z]') van 25 april 2014. Dienaangaande wordt allereerst opgemerkt dat de brief enkel is gebaseerd op een
visueleinspectie in (slechts) vier woningen van het complex. Voorts stelt [Z] niet dat er geen asbest aanwezig is in de door hem onderzochte woningen. Integendeel, hij acht bepaalde materialen
so wie so asbest verdachten geeft aan vezels te hebben aangetroffen die nader onderzoek vergen. Hij sluit af met de conclusie dat alleen een erkend laboratorium uitsluitsel kan geven of die vezels asbest betreffen en - zo ja - of deze hechtgebonden of niet-hechtgebonden zijn. Blijkens haar briefpapier is Alphaplan een gecertificeerd bedrijf op het gebied van asbestinventarisatie, zodat wat dat betreft aan de door [Z] gestelde voorwaarde is voldaan. Daarmee zijn de conclusies van Alphaplan niet voldoende gemotiveerd betwist.
3.5.
Gelet op het vorenstaande dient eiseres in de gelegenheid te worden gesteld de asbestinventarisatie betreffende het complex zo spoedig mogelijk af te ronden, waarna - direct aansluitend - de asbestsaneringswerkzaamheden kunnen plaatsvinden. De wel-verschenen gedaagde heeft de noodzaak hiervan ook niet betwist. In verband met - in ieder geval - de saneringswerkzaamheden moet hij de woning ook verlaten. Dit volgt uit de brief van Alphaplan van 27 maart 2014, waarin wordt aangegeven dat de woning daarvoor in onderdruk moet worden gezet. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat vrijkomende asbestvezels een groot risico vormen voor de gezondheid van personen die deze inademen. De noodzakelijke asbestsanering kan derhalve niet plaatsvinden indien de woning wordt bewoond. Ook in verband met de onderhouds- en renovatiewerkzaamheden - die (vrijwel) direct na afronding van de asbestsanering zullen starten en waarvan de noodzaak evenmin is bestreden - moet de woning leeg zijn, gelet op de aard van de werkzaamheden.
3.6.
Aan het voorgaande doet niet af dat eiseres aan één (of twee) van de huurders van een woning in het complex - tegen wie overigens geen ontruimingsvordering is ingesteld - een voorstel tot huurverhoging per 1 juli 2014 zou hebben gedaan. Eiseres stelt dat alle huur- en bruikleenovereenkomsten met betrekking tot de woningen in het complex zijn beëindigd. Zij is op de zitting overvallen met een door de wel-verschenen gedaagde overgelegde brief van 7 april 2014, waarin een dergelijk voorstel wordt gedaan met betrekking tot de woning aan de [adres 2] te [woonplaats]. Eiseres heeft zich daartegen dan ook niet behoorlijk kunnen verweren. Mede gelet hierop kan aan die brief geen - tot weinig - waarde worden toegekend. Te minder nu niet kan worden uitgesloten dat de brief abusievelijk is verzonden, dan wel - zoals eiseres heeft gesuggereerd - zekerheidshalve is verstuurd voor het geval het complex niet geheel is ontruimd op het moment dat de werkzaamheden zouden moeten aanvangen. In ieder geval kan op grond van die enkele brief niet worden aangenomen dat de werkzaamheden aan de woning ook kunnen plaatsvinden terwijl deze wordt bewoond, hetgeen de wel-verschenen gedaagde beoogt te stellen aan de hand van de brief. Daar komt bij dat eiseres de woningen had laten dichttimmeren met platen, hetgeen er veeleer op wijst dat de huur- en bruikleenovereenkomsten met betrekking tot de woningen in het complex zijn beëindigd.
3.7.
Ingevolge de artikelen 5:1 en 5:2 van het Burgerlijk Wetboek ('BW') is eigendom het meest omvattende recht dat een persoon kan hebben op een zaak en is de eigenaar bevoegd deze van een ieder die haar zonder recht houdt op te eisen. De wel-verschenen gedaagde heeft de woning gekraakt, waarmee hij het eigendomsrecht van eiseres heeft geschonden. Het kraken van een onroerende zaak betreft bovendien een misdrijf, op grond van artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht.
3.8.
De wel-verschenen gedaagde stelt zich op het standpunt dat eiseres, door het instellen van de onderhavige vordering, misbruik maakt van haar bevoegdheid (art. 3:13 BW), aangezien zij de woning heeft verkregen met publieke middelen ten behoeve van publieke belangen in de sociale huisvesting. Nu de wel-verschenen gedaagde - gelet op zijn financiële situatie - is aangewezen op dergelijke huisvesting, prevaleert zijn belang om in de woning te kunnen blijven boven het belang van eiseres bij de ontruiming, zo stelt hij. Op grond van hetgeen hiervoor onder 3.4 tot en met 3.7 is overwogen kan de wel-verschenen gedaagde daarin echter niet worden gevolgd. Te minder nu onder de publieke taak van een verhuurder van woningen in de sociale sector - zoals eiseres - mede wordt begrepen het zorgen voor en bewaken van een eerlijke verdeling van (sociale) huurwoningen. Dat verhoudt zich niet met het accepteren van krakers, waarmee dat systeem in feite wordt ondergraven. Overigens valt niet in te zien waarom de wel-verschenen gedaagde zich niet zou kunnen inschrijven als woningzoekende.
3.9.
De wel-verschenen gedaagde heeft zich voorts beroepen op het 'huisrecht' ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Dat artikel geldt overigens in beginsel slechts in verhouding tot de overheid ('verticale werking'). In het midden kan blijven of het artikel in de onderhavige situatie ook 'horizontale werking' heeft. Daarvoor is het navolgende van belang.
3.10.
Uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot het huisrecht moet worden afgeleid dat het gedwongen verlies van iemands huis ("home") de meest vergaande vorm van inmenging in de uitoefening van het huisrecht is en dat een ieder die het risico loopt op een dergelijke inmenging in beginsel de mogelijkheid moet hebben de proportionaliteit te laten toetsen door de rechter voordat de ontruiming wordt geëffectueerd. Door middel van de onderhavige procedure wordt de wel-verschenen gedaagde in staat gesteld de proportionaliteit van de voorgenomen ontruiming te laten toetsen door de (onafhankelijke) rechter, zodat aan voormelde voorwaarde is voldaan.
3.11.
Op grond van al hetgeen hiervoor reeds is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door eiseres gevorderde ontruiming proportioneel is. Andere dan de hiervoor reeds aan de orde gestelde feiten en/of omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Alles afwegende weegt het belang van eiseres zwaarder dan het belang van de wel-verschenen gedaagde om - zonder recht of titel - in de woning te mogen blijven wonen. Te meer waar uit de brief van Aon Risk Solutions te Rotterdam van 8 april 2014 kan worden afgeleid dat de door eiseres afgesloten brandverzekering met betrekking tot het complex zal worden beëindigd indien de krakers het complex niet verlaten. Overigens lijkt ook het belang van de wel-verschenen gedaagde gediend bij een vertrek uit de woning, gelet op de gevaren die de aanwezige asbest voor hem meebrengt. De door eiseres gewenste ontruiming is dan ook gerechtvaardigd.
3.12.
Tot slot heeft de wel-verschenen gedaagde er op gewezen dat de termijn zoals bedoeld in artikel 557a lid 1 Rv niet kan worden bepaald zolang de voorzieningenrechter geen inlichtingen heeft ingewonnen bij burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] ('B&W') op de voet van het bepaalde in artikel 557a lid 2 Rv. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het bepalen van bedoelde termijn en het vragen van inlichtingen aan B&W
onverenigbaarmet het belang van eiseres bij ontruiming van de woning. Met het oog daarop wordt allereerst verwezen naar al hetgeen hiervoor al is overwogen. Daaruit volgt onder andere dat eiseres zo spoedig mogelijk de vrije beschikking moet hebben over de woning, onder meer wegens het gevaar dat het aanwezige asbest meebrengt. Daar komt bij dat eiseres concrete plannen heeft met betrekking tot de te verrichten - noodzakelijke - onderhouds- en renovatiewerkzaamheden. Uit de brief van de wethouder van Stadsontwikkeling, Volkshuisvesting en Integratie van de gemeente [woonplaats] van 23 januari 2014 volgt dat deze instemt met die plannen en aanstuurt op een snelle aanvang van de werkzaamheden. Overigens moet er - op grond van een en ander - van worden uitgegaan dat eventuele inlichtingen van B&W niet zullen leiden tot een langere termijn dan de hieronder in het dictum in redelijkheid vastgestelde termijn van drie dagen na de betekening van het vonnis.
3.13.
De slotsom is dat de vorderingen van eiseres zullen worden toegewezen op de na te melden wijze. De door de wel-verschenen gedaagde toegezegde medewerking aan de door eiseres beoogde werkzaamheden staat daaraan niet in de weg, aangezien dat in de praktijk zal betekenen dat eiseres niet op ieder gewenst moment toegang tot, dan wel de vrije beschikking over de woning zal kunnen krijgen. Er zal steeds overleg met de wel-verschenen gedaagde moeten plaatsvinden, hetgeen wellicht niet altijd mogelijk zal zijn. Voldoende aannemelijk is dat zulks tot onnodige en onwenselijke vertraging kan leiden. Teneinde te voorkomen dat eiseres de rechter andermaal moet adiëren indien de woning - na executie van dit vonnis jegens de wel-verschenen gedaagde - opnieuw wordt gekraakt, zal de op artikel 557a lid 3 Rv gebaseerde vordering eveneens worden toegewezen. Daaraan doet niet af dat de werkzaamheden aan het complex al op zeer korte termijn een aanvang zullen nemen.
3.14.
Mede bezien in het licht van het voorgaande komen de vorderingen van eiseres tegen de niet-verschenen gedaagden noch onrechtmatig noch ongegrond voor.
3.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten, alsmede - deels voorwaardelijk - in de nakosten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke beleid dienaangaande. Voor wat betreft het salaris van de advocaat van eiseres zal dan ook het standaard forfaitaire bedrag van € 816,-- in acht worden genomen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- verleent verstek tegen de niet-verschenen gedaagden;
- veroordeelt gedaagden de woning binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen met het hunne en de hunnen en de woning ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen en niet meer te betreden;
- bepaalt dat dit vonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook zal kunnen worden ten uitvoer gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van eiseres begroot op € 1.501,52, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 608,-- aan griffierecht en € 77,52 aan dagvaardingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
- veroordeelt gedaagden tevens hoofdelijk in de nakosten, forfaitair begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,-- aan salaris en met de explootkosten gemaakt voor de betekening van dit vonnis indien tot betekening wordt overgegaan;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2014.
jvl