ECLI:NL:RBDHA:2014:5714
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling op geërfd belang in houdstermaatschappij
In deze zaak gaat het om de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) op een geërfd belang in een houdstermaatschappij. Eiseres, de weduwe van erflater, heeft een belang van 6,89% in de BV geërfd, die op haar beurt een belang van 70,6% in een buitenlandse vennootschap, [I] Ltd., heeft. De rechtbank moet beoordelen of het belang in de BV en het belang in [I] als ondernemingsvermogen kunnen worden aangemerkt voor de toepassing van de BOR. De rechtbank oordeelt dat het belang in [I] als ondernemingsvermogen moet worden gekwalificeerd, omdat het aanhouden van dit belang in lijn ligt met de ondernemingsactiviteiten van de BV. De rechtbank stelt vast dat de BOR van toepassing is, omdat het gehele vermogen van de BV, inclusief het belang in [I], moet worden aangemerkt als verkregen ondernemingsvermogen volgens artikel 35c van de Successiewet 1956. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst en verklaart het beroep van eiseres gegrond. Tevens wordt de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.581,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 april 2014.