ECLI:NL:RBDHA:2014:5668
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C.H.M. Lips
- T.A. de Hek
- J.P.F. Slijpen
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van valutaverliezen op buitenlandse deelnemingen in het vennootschapsbelastingrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de aftrekbaarheid van valutaverliezen op buitenlandse deelnemingen van een internationaal opererend concern. De belanghebbende, een moedermaatschappij van een fiscale eenheid, had in haar aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2008 en 2009 valutaverliezen van respectievelijk € 223,9 miljoen en € 126,3 miljoen opgevoerd. De rechtbank oordeelde dat deze verliezen niet in aanmerking konden worden genomen op grond van de deelnemingsvrijstelling zoals vastgelegd in artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De rechtbank stelde vast dat de reorganisatie van de deelnemingen en de daaruit voortvloeiende verliezen niet leidden tot definitieve valutaverliezen, omdat het uiteindelijke belang in de betrokken dochtervennootschappen binnen het concern in stand was gebleven. De rechtbank verwierp het beroep van de eiseres dat het arrest Deutsche Shell van het Hof van Justitie van de Europese Unie een uitzondering op deze hoofdregel rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de valutaverliezen terecht niet in aftrek waren toegelaten en verklaarde de beroepen ongegrond.