Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 januari 2014 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres
de ontvanger van de Belastingdienst/kantoor [te P], verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
- verweerder alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd;
- de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd is en of het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel zijn geschonden;
- bij de vaststelling van de naheffingsaanslagen loonheffingen rekening is gehouden met het juiste uurloon;
- eiseres terecht aansprakelijk is gesteld voor de omzetbelasting;
- de aansprakelijkstelling dient te worden verminderd met een door eiseres aan de belastingdienst betaald bedrag van in totaal € 23.355;
- de aansprakelijkstelling dient te worden beperkt tot een percentage van 19,5% van het factuurbedrag.
€ 15,51. Eiseres heeft in bezwaar bedoeld te stellen dat dit bedrag een bruto uurloon was.
Het is aan eiseres, die stelt dat de aangiften van het schildersbedrijf onjuist zijn, om aannemelijk te maken dat de verleggingsregeling van toepassing is. Met haar enkele stelling dat het ingeleende personeel uitsluitend is ingezet ten behoeve van het realiseren van een werk van stoffelijke aard als bedoeld in de verleggingsregeling, is zij daarin niet geslaagd, nu zij die stelling niet heeft onderbouwd. De rechtbank acht het door eiseres eerst ter zitting gedane aanbod te bewijzen dat de verleggingsregeling van toepassing is, tardief en heeft dit daarom gepasseerd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om te bewijzen dat de verleggingsregeling van toepassing is.