ECLI:NL:RBDHA:2014:5280
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belang bij beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, die een verblijfsvergunning had gekregen op basis van de subsidiaire beschermingsstatus, stelde beroep in tegen de afwijzing van zijn verzoek om vluchtelingenstatus. De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang had bij de beoordeling van het beroep, omdat de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) een uniforme asielstatus kent. Dit houdt in dat de rechten op gezinshereniging voor zowel vluchtelingen als voor personen met een subsidiaire beschermingsstatus gelijk zijn. De rechtbank benadrukte dat de Vw 2000 in positieve zin afwijkt van de aanspraken die voortvloeien uit de Gezinsherenigingsrichtlijn, en dat er geen verschil in rechtsgevolg bestaat tussen de twee statussen. Eiser had aangevoerd dat hij een betere rechtspositie zou hebben met de vluchtelingenstatus, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.