Uitspraak
Vertrouwensbeginsel en immuniteit
lead counselvan het verdedigingsteam van de heer [verdachte 3] immuniteit geniet op basis van artikel 25 van het Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (hierna Zetelverdrag). Dit betreft een absoluut geformuleerde immuniteit. Tot 19 november 2013 is de immuniteit van klager geen onderwerp van discussie geweest in de correspondentie tussen het ICC en de Nederlandse autoriteiten. Ingevolge artikel 98 van het Statuut van Rome en artikel 30 van het Zetelverdrag was Nederland gehouden om de President van het ICC te verzoeken de immuniteit van klager op te heffen.
case managervan de heer [verdachte 3] immuniteiten en voorrechten geniet op basis van het Zetelverdrag. Er is niet gebleken dat deze privileges en immuniteiten tijdig en rechtmatig door het ICC zijn opgeheven.
case manageren de verdachte die hij bijstaat (de heer [verdachte 3]), voorafgaand aan het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak. Deze telefoongesprekken zijn geregistreerd en bewaard door het ICC. Deze gang van zaken is in flagrante strijd met het belang van en respect voor het verschoningsrecht van advocaten en het belang van vertrouwelijke communicatie tussen raadslieden en hun cliënten, als gewaarborgd in de artikelen 6 en 8 EVRM.
effective remedyals bedoeld in artikel 13 EVRM ter beschikking staat. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet de rechtbank ervan uitgaan dat het ICC eventuele onrechtmatigheden niet alleen zal toetsen, maar ook zal repareren, dan wel - indien dit laatste niet mogelijk blijkt – daaraan zo nodig consequenties zal verbinden.