ECLI:NL:RBDHA:2014:5066
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- E. Timmermans
- J.G.J. Brink
- D.G.J. Dop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2014 een mondeling verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H. Weisfelt, tegen de rechter mr. H.N. Pabbruwe. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de behandeling van de strafzaak tegen de verzoeker op 13 maart 2014, waarbij de rechter volgens de verzoeker de ontlastende getuigenverklaringen niet voldoende had meegewogen. De verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door te concluderen dat de ontlastende verklaringen geen nieuw licht op de zaak wierpen.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De rechter had enkel vastgesteld dat de ontlastende verklaringen geen bevestiging gaven van de lezing van de verzoeker en zijn medeverdachten. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter niet op voorhand een oordeel had geveld over de schuld van de verzoeker en dat de raadslieden van de verzoeker in de gelegenheid waren gesteld om relevante verklaringen voor te houden.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier mr. J. Roosma en is op dezelfde dag uitgesproken door de meervoudige kamer.