ECLI:NL:RBDHA:2014:4820
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- E. Timmermans
- J.G.J. Brink
- D.G.J. Dop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2014 een mondeling verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. Lintz, was gericht tegen rechter mr. H.N. Pabbruwe. De wraking werd ingediend naar aanleiding van een zitting op 13 maart 2014, waar de rechter de belastende getuigenverklaringen had voorgehouden, maar de ontlastende verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] niet als relevant had beoordeeld. Verzoeker stelde dat de rechter hierdoor de schijn van partijdigheid had gewekt.
De wrakingskamer oordeelde dat de rechter met zijn constatering enkel had vastgesteld dat de ontlastende verklaringen geen nieuw licht op de zaak wierpen. Dit leidde niet tot de objectief gerechtvaardigde vrees dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden gaven geen aanleiding om te vrezen dat de rechter aan onpartijdigheid ontbrak.
De beslissing van de wrakingskamer hield in dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd ter zitting uitgesproken door de rechters E. Timmermans, J.G.J. Brink en D.G.J. Dop, met mr. J. Roosma als griffier.