ECLI:NL:RBDHA:2014:4736
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2014 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Iraakse vreemdeling, tegen de beëindiging van een vrijheidsbeperkende maatregel die op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 was opgelegd. De maatregel was ingesteld op 23 mei 2012 en beëindigd op 5 februari 2014. Eiser had de verplichting om in Deventer te verblijven, maar heeft geen inspanningen geleverd om Nederland te verlaten, wat de rechtbank als een belangrijke reden voor de beëindiging van de maatregel beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de Regeling per 1 januari 2014 was gewijzigd, waardoor artikel 56 niet meer afzonderlijk werd vermeld. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder niet kon volhouden dat eiser eerst bezwaar had moeten maken voordat de maatregel werd beëindigd.
De rechtbank stelde vast dat eiser niet was verschenen bij de vertrekgesprekken en dat hij geen actieve medewerking had verleend aan zijn terugkeer. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de maatregel niet onzorgvuldig was en dat eiser niet in staat was om bijzondere individuele omstandigheden aan te voeren die de beëindiging hadden kunnen voorkomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de vrijheidsbeperkende maatregel rechtmatig was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om actief mee te werken aan zijn terugkeer naar het land van herkomst en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.