ECLI:NL:RBDHA:2014:4124
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen rechter-commissaris in strafzaken
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2014 de verzoeken tot wraking van de rechter-commissaris, mr. M. Koole, afgewezen. De verzoekers, vertegenwoordigd door de advocaten mr. I.A. van Straalen en mr. H. Weisfelt, voerden aan dat de rechter-commissaris partijdig was tijdens het getuigenverhoor op 5 december 2013. Tijdens dit verhoor zouden er drie incidenten hebben plaatsgevonden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. De verzoekers stelden dat de rechter-commissaris onterecht opmerkingen had gemaakt die de getuige in bescherming leken te nemen en dat zij de vraagstelling van de advocaten als onduidelijk had gekwalificeerd, wat de schijn van partijdigheid zou wekken.
De rechter-commissaris heeft in haar verweer gesteld dat het wrakingsverzoek werd gedaan nadat het proces-verbaal al was opgemaakt en dat de advocaten geen aantekeningen hadden gemaakt van de incidenten tijdens het verhoor. De wrakingskamer oordeelde dat de door de verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond gaven voor de vrees dat de rechter-commissaris aan onpartijdigheid ontbrak. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeken tot wraking in al hun onderdelen falen en dat de behandeling van de onderliggende procedure voortgezet kan worden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. T.B. van Amen, en werd openbaar uitgesproken.