In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een gemeenteraadslid van de gemeente Delft, dat verdacht werd van het schenden van een ambtsgeheim. De verdachte, die op 12 juni 2012 een besloten vergadering van de raadscommissie Bestuur Leefomgeving en Duurzaamheid bijwoonde, werd beschuldigd van het openbaar maken van geheime informatie die tijdens deze vergadering was besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk geheime informatie, waaronder namen en functies van medewerkers van Avalex en Deloitte, op de website van Leefbaar Delft had geplaatst, terwijl deze informatie als geheim was verklaard op basis van de Gemeentewet en de Wet openbaarheid van bestuur.
Tijdens de zitting op 19 maart 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdachte voerde aan dat hij niet schuldig was aan de tenlastelegging, omdat de informatie die hij had gepubliceerd niet een weergave was van de vergadering, maar een verzonnen karikatuur. Hij betoogde ook dat de geheimhouding onterecht was opgelegd en dat hij niet de kans had gekregen om zijn bezwaren te uiten tijdens de vergadering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juni 2012 informatie op zijn website heeft geplaatst die afkomstig was uit de besloten vergadering. De rechtbank oordeelde dat het niet aan de strafrechter was om te beoordelen of de geheimhoudingsplicht terecht was opgelegd, maar dat het wel haar taak was om te onderzoeken of de geheimhouding formeel in overeenstemming was met de wettelijke regeling. Aangezien er geen notulen van de vergadering in het dossier aanwezig waren en niet kon worden vastgesteld op welke grond de geheimhouding was opgelegd, concludeerde de rechtbank dat niet aan de formele vereisten van de geheimhoudingsplicht was voldaan. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit.