ECLI:NL:RBDHA:2014:3869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_13938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van kosten voor contra-expertise BMA-advies in asielprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eiseressen, van Georgische nationaliteit, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag om toestemming voor het maken van kosten voor een contra-expertise BMA-advies. De rechtbank ontving het beroepschrift op 29 mei 2013, na een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op 27 mei 2013. De rechtbank heeft op 29 oktober 2013 de zitting gehouden, waarbij eiseressen aanwezig waren met hun gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen.

De rechtbank overweegt dat de afwijzing van het COA ondeugdelijk gemotiveerd is, vooral in het licht van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 september 2013. In deze uitspraak werd geoordeeld dat een vreemdeling de uitkomst van een beoordeling door Bureau Documenten alleen kan aanvechten met een andersluidend deskundigenrapport. De rechtbank concludeert dat dit ook geldt voor contra-expertise BMA-onderzoek, omdat de beoordeling van medische omstandigheden specifieke kennis vereist die het COA en de rechtbank niet bezitten.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het COA en oordeelt dat eiseressen recht hebben op vergoeding van de kosten voor de contra-expertise. De rechtbank stelt dat de motivering van het COA, dat de contra-expert niet objectief zou zijn, niet houdbaar is. De rechtbank benadrukt dat de contra-expert, drs. P.A. Poolman, een BIG-geregistreerd psycholoog is en niet als behandelaar van eiseressen kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat het COA binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, waarbij het rekening moet houden met deze uitspraak.

De rechtbank veroordeelt het COA ook in de proceskosten van eiseressen, vastgesteld op € 944,--. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 januari 2014, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/13938 COA
V-nrs: [V-nummer eiseres1], [V-nummer eiseres2], [V-nummer eiseres3]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaken tussen

[eiseres1],

geboren op [geboortedag eiseres1]1963, van Georgische nationaliteit, eiseres,
[eiseres2],
geboren op [geboortedag eiseres2], van Georgische nationaliteit, eiseres 2,
[eiseres3],
geboren op [geboortedag eiseres3] 1991, van Georgische nationaliteit, eiseres 3,
samen: eiseressen,
gemachtigde: mr. G.E. Jans, advocaat te Amsterdam,
en

het Centraal orgaan opvang asielzoekers (Coa), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2013 heeft verweerder de aanvraag van eiseressen om toestemming voor het maken van kosten voor het verrichten van een contra-expertise BMA (Bureau Medische Advisering)-adviezen door een contra-expert afgewezen.
Op 29 mei 2013 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseressen tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2013. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.1 Bij besluit van 27 mei 2013 heeft verweerder de aanvraag van eiseressen van 1 april 2011 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 16 augustus 2012 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseressen ontvangen.
1.2 Op 26 mei 2013 heeft het BMA adviezen uitgebracht ten aanzien van eiseressen. Verweerder concludeert dat uit de adviezen geen reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) wegens medische omstandigheden blijkt.
1.3 Eiseressen hebben verzocht om vergoeding van de kosten voor het laten opstellen van een contra-expertise door de heer drs. P. A. Poolman.
2.1 Verweerder stelt dat geen sprake is van ‘buitengewone kosten’ in de zin van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, en artikel 17, tweede en derde lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) 2005. Overeenkomstig de toelichting op artikel 17 van de Rva 2005 maakt een asielzoeker aanspraak op vergoeding van buitengewone kosten ingeval het noodzakelijke kosten betreft en in die kosten niet op andere wijze kan worden voorzien. Verweerder stelt dat niet is voldaan aan het noodzakelijkheidsvereiste in artikel 17 van de Rva 2005, nu eiseressen – mochten zij van mening zijn dat de onderzoeksresultaten van het verrichte onderzoek niet juist zijn – in beroep deze onderzoeksresultaten door de rechter kan laten controleren. Indien nodig, kan de rechtbank nader onderzoek laten verrichten. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
8 oktober 2010 (201003133/1).
2.2 Voorts stelt verweerder in het verweerschrift dat de bevindingen van de beoogde contra-expert al zijn betrokken bij het BMA-advies en het door hem laten opstellen van een contra-expertise daarom niets toevoegt. Bovendien is de contra-expert als behandelaar niet aan te merken als objectief en onafhankelijk.
3.1 De rechtbank verwijst ambtshalve naar de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1232), waarin als volgt is geoordeeld:
“(..) omdat de Afdeling aanleiding ziet terug te komen van rechtsoverweging 2.4.2 van de onder 2 vermelde uitspraak van 19 maart 2010 (
zaaknr. 200907879/1/V1, toevoeging Rb) omwille van de rechtseenheid in vreemdelingenzaken waarin een bestuursorgaan een rapport aan een besluit ten grondslag legt dat een deskundige op verzoek van het bestuursorgaan ten behoeve van dat besluit heeft opgesteld. Aangezien de beoordeling of een door een vreemdeling overgelegd document authentiek dan wel vals of vervalst is, een specifieke deskundigheid vereist die de minister, het COa noch de bestuursrechter heeft, zal een vreemdeling de uitkomst van zodanige beoordeling door Bureau Documenten slechts met succes kunnen bestrijden door middel van een andersluidend deskundigenrapport. In zoverre wijkt een documentenonderzoek niet af van bijvoorbeeld een taalanalyse (vergelijk r.o. 2.2.2 van de uitspraak van 22 maart 2012 in zaak nr. 201001769/1/V2). Het voorgaande betekent niet dat het COa is gehouden de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek zonder meer te vergoeden. Ter beoordeling van de noodzakelijkheid van de te maken kosten kan het COa ingevolge artikel 17, tweede en vierde lid, van de Rva 2005 vereisten stellen. Niettemin heeft het COa in het besluit van 5 december 2011 ondeugdelijk gemotiveerd dat de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise documentenonderzoek geen noodzakelijke kosten als bedoeld in voormeld tweede lid zijn, door zich op het standpunt te stellen dat de vreemdeling, indien hij van mening is dat de resultaten van het onderzoek dat Bureau Documenten naar het door hem overgelegde verkiezingsdocument heeft verricht niet juist zijn, dit onderzoek door de bestuursrechter in een asielprocedure kan laten controleren zonder een contra-expertise over te leggen.”
3.2 De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien waarom het voorgaande niet tevens zou gelden voor het verrichten van een contra-expertise BMA-onderzoek, nu de beoordeling van medische omstandigheden eveneens specifieke kennis vereist die verweerder noch de rechtbank in huis heeft. Uit de uitspraak leidt de rechtbank dan ook af dat eiseressen in de onderhavige zaak het BMA-advies slechts met succes kunnen bestrijden door middel van een andersluidend deskundigenrapport. De rechtbank overweegt dat verweerder na de uitspraak van 19 september 2013 echter haar motivering zoals onder 2.1 uiteengezet, in haar verweerschrift van 17 oktober 2013 heeft gehandhaafd. De rechtbank is van oordeel dat die motivering niet langer aan het bestreden besluit ten grondslag kan worden gelegd.
3.3 Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiseressen moeten worden gevolgd in hun standpunt dat niet valt in te zien dat Poolman niet als objectief kan worden aangemerkt. Hoewel Poolman een rapportage heeft opgesteld die eiseressen hebben ingebracht ten behoeve van het BMA-advies, maakt dit niet dat hij daarom niet meer als objectieve contra-expert kan worden aangemerkt. De rechtbank acht daarbij van belang dat niet is betwist dat Poolman een BIG-geregistreerd psycholoog is en ook dat niet is betwist dat hij geen behandelaar is (geweest of geworden) van eiseressen. Hij heeft eiseressen slechts gezien en onderzocht in het kader van voormelde rapportages. De rechtbank ziet in hetgeen verweerder heeft aangevoerd evenmin aanleiding om te oordelen dat een nader onderzoek door deze contra-expert niets meer toe kan voegen, nu dit onder meer afhangt van de vraagstelling die het BMA heeft gehanteerd en de vraagstelling die in de contra-expertise zal worden gehanteerd.
4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
5.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,--, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-- (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), te betalen aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2014.
de griffier is buiten staat te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: LvD
Coll.:
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.