In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ADVOCATENPRAKTIJK FLEVOLAND B.V., vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Knottenbelt. De eiser, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.K. van der Brugge, vorderde schadevergoeding van de gedaagde advocaat wegens beroepsfouten. De rechtbank heeft de vordering van de eiser afgewezen. De procedure begon met een dagvaarding op 19 juli 2011, na een eerdere veroordeling van de eiser door de rechtbank Zwolle-Lelystad tot betaling van een bedrag aan een derde partij. De eiser stelde dat de advocaat tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door onvoldoende verweer te voeren en niet tijdig hoger beroep in te stellen. De rechtbank oordeelde dat de vraag of de gedaagde vennootschap na opheffing van het faillissement bij gebrek aan baten was ontbonden, niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van de eiser. De rechtbank overwoog dat de procedure was aangevangen voordat het faillissement was uitgesproken en dat er mogelijk nog baten waren, wat de ontvankelijkheid van de eiser rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde advocaat niet toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de vorderingen van de eiser om die reden moesten worden afgewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten.