Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
12 februari 2014 de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om hangende deze bezwaarprocedure een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat uitzetting wordt verboden totdat op het bezwaar is beslist.
Overwegingen
11 november 2013 heeft de rechtbank het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard.
18 juni 2013 ambtshalve verzocht om de situatie van verzoekster te toetsen aan artikel 64 van de Vw 2000. In het kader van dit verzoek heeft het BMA op 15 november 2013 een advies uitgebracht. In dit advies staat het volgende.
2a. Zo ja, wat is de aard van de klachten?
(…)
ook zijn er persisterende depressieve en angstklachten, waarover cliënte de behandelaar verder niets kan vertellen over de oorzaak.
3. Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2. genoemde behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn?
Dit is gezien de persisterende doodswens en de eerder ondernomen poging tot zelfdoding in 2011 niet uit te sluiten. In de stukken worden wederkerende uitspraken over doodswens aangetroffen. Overigens hangt deze uiting van de doodswens met het ziektebeeld samen, maar ook met de angst teruggezonden te worden zoals blijkt uit de stukken.(…)
Gezien de huidige medische inzichten acht ik betrokkene in staat te reizen met gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig.
Given her [verzoekster, voorzieningenrechter] active deathwish it is of great importance to organize a transfer to a psychiatrist, willing and able to continue treatment after arrival at Zvartnots. Within the confines of Armenian legislation I would like to suggest a temporary admittance to a psychiatrical hospital by ambulance in order to allow evaluation and determining if and how treatment should be continued after arrival.
The letter from MoH [Ministry of Health, voorzieningenrechter] was sent to Emergency and Nork Psychiatric hospital, so they are ready.
5 februari 2014, volgt dat het ziekenhuis Nork klaar is voor de overdracht van verzoekster. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang de toezegging van verweerder dat de medewerker van DT&V bij verzoekster en haar echtgenoot blijft totdat de overdracht van verzoekster aan de psychiater van het Nork ziekenhuis heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter deelt dan ook niet het standpunt van verzoekster dat niet wordt voldaan aan de door BMA in het advies gestelde voorwaarde dat verzoekster fysiek overgedragen dient te worden aan een psychiater ter plaatse. Weliswaar heeft verzoekster nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een tussenpersoon, omdat verweerder zelf contact dient op te nemen met de instelling en dat de tussenpersoon niet werkzaam is bij een overheidsinstantie, maar de voorzieningenrechter acht het gebruik van een tussenpersoon in dit geval niet ontoelaatbaar. Hierbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat verweerder heeft uiteengezet dat direct contact met het ziekenhuis geen soelaas zou bieden omdat het ziekenhuis zou doorverwijzen naar het Ministry of Health, en dat eerdere overdrachten na contact met dat ministerie goed zijn verlopen. Het standpunt van verzoekster dat niet wordt voldaan aan de door BMA gestelde voorwaarden waaronder een fysieke overdracht geregeld moet worden, omdat niet duidelijk is of een psychiatrisch verpleegkundige op het vliegveld aanwezig is dan wel of verzoekster door een psychiatrisch verpleegkundige vanaf het vliegveld naar de instelling zal worden begeleid, deelt de voorzieningenrechter evenmin. Gezien de door BMA in het advies gestelde voorwaarde dat verzoekster tijdens de reis begeleid dient te worden door een psychiatrisch verpleegkundige en gezien de mededeling van verweerder in het faxbericht van 11 februari 2014 dat verzoekster naast de medewerker van DT&V gedurende de reis begeleid zal worden door een medicare (SPV), gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de psychiatrisch verpleegkundige verzoekster begeleid totdat verzoekster is overgedragen aan de psychiater.
13 februari 2014 heeft afgewezen. Het standpunt van verzoekster dat de verslechtering van haar medische situatie voor verweerder aanleiding had moeten zijn om aan BMA een aanvullend advies te vragen, deelt de voorzieningenrechter niet. Verweerder heeft in evenbedoeld besluit gemotiveerd uiteengezet dat de door verzoekster overgelegde brief en notitie van haar psychiater geen ander beeld schetsen van de medische problematiek van verzoekster dan ten tijde van de totstandkoming van het advies van het BMA al bekend was. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat verweerder alvorens verzoekster wordt uitgezet door een arts laat beoordelen of verzoekster in staat is te reizen.
Beslissing
14 februari 2014.