ECLI:NL:RBDHA:2014:2001
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2014, betreft het een geschil tussen eiser, [X], en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Eiser had op 31 maart 2012 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waarop verweerder op 7 augustus 2012 een besluit nam. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit via een e-mail op 10 september 2012, maar verweerder heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
Tijdens de zitting op 4 juli 2013 werd duidelijk dat verweerder erkende dat er geen tijdige beslissing op het bezwaar was genomen, maar stelde dat er miscommunicatie was geweest met eiser. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor uitstel van beslissing en dat hij een dwangsom verschuldigd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en oordeelde dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar moest nemen.
De rechtbank stelde de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.260, gebaseerd op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 maart 2013. De proceskosten van eiser werden vastgesteld op € 944, en verweerder moest het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen om tijdig te beslissen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.