In deze zaak gaat het om het ontslag van eiseres, een ambtenaar, die na langdurig buitengewoon verlof niet terugkeerde naar haar functie. Eiseres had van 1 juni 2008 tot en met 31 augustus 2010 buitengewoon verlof gekregen, waarbij zij was gedetacheerd bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in Genève. Na afloop van haar detachering diende zij haar werkzaamheden bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) te hervatten. Echter, eiseres heeft haar werkzaamheden niet hervat per 1 juli 2011, wat leidde tot een ontslagbesluit van verweerder op 27 december 2011. Verweerder stelde dat eiseres in strijd met haar verplichtingen niet terugkeerde en dat haar ziekte niet kon worden gecontroleerd, waardoor zij geacht werd een ontslagaanvraag te hebben ingediend.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslag en stelde dat zij ziek was op het moment dat zij geacht werd terug te keren. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet voldoende had onderzocht of eiseres daadwerkelijk ziek was op het moment van haar verwachte terugkeer. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was genomen en dat er sprake was van een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en herstelde de situatie door het primaire ontslagbesluit te herroepen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van bestuursorganen, vooral wanneer het gaat om ontslag van ambtenaren. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet expliciet was gewaarschuwd dat ontslag zou volgen bij het niet hervatten van haar werkzaamheden, wat in strijd was met de geldende circulaire over buitengewoon verlof.