ECLI:NL:RBDHA:2014:175

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2014
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
C-09-430999 - HA RK 12-669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap van een verzoekster met meerdere geboorteregistraties in Ghana

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een vrouw, geboren in Ghana, die verzocht om vaststelling van haar Nederlandse nationaliteit. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.S. Jangali, stelde dat haar moeder op 5 juni 1985 namens haar een optieverklaring had afgelegd voor de Nederlandse nationaliteit. De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) betwistte dit en verwees naar verschillende geboorteregistraties in Ghana, die volgens hen leidden tot twijfels over de identiteit en afstamming van de verzoekster.

De rechtbank heeft de procedure en de ingediende stukken zorgvuldig bekeken, waaronder brieven van de verzoekster en de IND, en heeft op 28 november 2013 een mondelinge behandeling gehouden. De rechtbank concludeerde dat de door de IND overgelegde geboorteakte, geregistreerd op 7 mei 1985, rechtsgeldig was en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verzoekster haar Nederlandse nationaliteit had verloren. De rechtbank oordeelde dat de verliestermijn voor het Nederlanderschap was gestuit door een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap, die door de Minister van Justitie was afgegeven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoekster vanaf 5 juni 1985 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, en dat er geen reden was om aan haar identiteit te twijfelen. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekster toegewezen en vastgesteld dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/430999 / HA RK 12-669
Beschikking van 9 januari 2014
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Ghana,
verzoekster,
advocaat mr. S.S. Jangali te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Veiligheid en Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.
Verzoekster wordt hierna ook aangeduid met ‘[verzoekster]’ en belanghebbende met ‘de IND’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 12 november 2012 ingekomen verzoekschrift,
  • de brieven van mr. Jangali van 20 maart 2013, 23 september 2013 en 26 november 2013,
  • de brieven van de IND van 15 januari 2013, 22 juli 2013 en 11 september 2013,
  • de brief van de officier van justitie van 14 augustus 2013.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 november 2013. Verschenen zijn:
  • mr. Jangali namens verzoekster,
  • mw. [A], moeder van [verzoekster], vergezeld van de heer [Q] als tolk,
  • mr.drs. Cappon namens de IND.
De officier van justitie heeft schriftelijk te kennen gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Mr. Jangali heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

2.Het verzoek

[verzoekster] verzoekt de rechtbank vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. Zij voert daartoe – kort samengevat – aan dat haar moeder op 5 juni 1985 namens haar heeft geopteerd voor de Nederlandse nationaliteit.

3.Het standpunt van de IND en van de officier van justitie

3.1.
De IND stelt zich op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen, aangezien er sprake is (geweest) van verschillende geboorteregistraties van [verzoekster] in verschillende Ghanese registers en er sprake is van inhoudelijke tegenstrijdigheden tussen de aangetroffen geboorteregistraties. Voorts is er sprake van een afwijkende naam en geboortedatum van [verzoekster] zoals zij op school is ingeschreven en zijn er tegenstrijdige verklaringen afgelegd door mevrouw [A] en door de heer [B] over de geboortelocatie van [verzoekster]. Bij de IND bestaan daarom ernstige twijfels over de afstamming en de identiteit van [verzoekster].
3.2.
De officier van justitie heeft schriftelijk te kennen gegeven zich aan te sluiten bij het advies van de IND.

4.De beoordeling

4.1.
Op 5 juni 1985 heeft [A] bij de gemeente Amsterdam voor [verzoekster], geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats], Ghana, een optieverklaring afgelegd tot verkrijging van het Nederlanderschap als bedoeld in artikel 27 lid 2 (oud) van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Niet staat ter discussie dat [verzoekster] bij haar geboorte als dochter van een ongehuwde Ghanese moeder de Ghanese nationaliteit verkreeg.
4.2.
[A] is op 13 juni 1983 gehuwd met een Nederlandse man. Zij verkreeg op 21 juni 1983 door een kennisgeving als bedoeld in artikel 8 van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap de Nederlandse nationaliteit, op grond van haar huwelijk met een Nederlander. [verzoekster] deelde niet mee in de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit.
4.3.
Na inwerkingtreding van de RWN op 1 januari 1985 konden niet-Nederlandse kinderen van een Nederlandse moeder tot 1 januari 1988 door optie de Nederlandse nationaliteit verkrijgen. [verzoekster] voert aan dat haar moeder, [A], op 5 juni 1985 een dergelijke optie namens haar heeft afgelegd.
4.4.
De IND heeft bij brief van 11 september 2013 een kopie overgelegd van de Ghanese geboorteregistratie met betrekking tot [verzoekster], die bij de optieverklaring in 1985 door [A] is overgelegd. Het betreft een geboorteregistratie op 7 mei 1985 onder nummer [nummer] te [regio], [plaatsnaam], Ghana. De akte vermeldt de geboorte van [verzoekster] op [geboortedag] 1980 in het Agatha’s Maternity Home te [plaatsnaam], als dochter van [B] en [A]. Als informant vermeldt de akte [B].
4.5.
Gebleken is dat er sprake is (geweest) van meerdere geboorteregistraties. [verzoekster] voert aan dat zij zich sedert 1995 een aantal keren gewend heeft tot de Nederlandse ambassade te [plaatsnaam] met het verzoek om afgifte van een Nederlands paspoort. Omdat haar oorspronkelijke geboorteakte niet traceerbaar was zijn de verzoeken om afgifte van een Nederlands paspoort telkens afgewezen. Om die reden is er in 1996 een nieuwe geboorteakte geregistreerd. De rechtbank merkt hierbij op dat het in Ghana niet ongebruikelijk is dat de geboorteaangifte niet meteen na de geboorte plaatsvindt en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aldaar slechts registreert wat hem door de aangever wordt medegedeeld. De in de geboorteakte op te nemen gegevens worden niet door hem op juistheid gecontroleerd. Nadat de op 10 mei 1985 geregistreerde geboorteakte was getraceerd, is de latere geboorteregistratie uit 1996 doorgehaald.
4.6.
In het kader van de onderhavige procedure gaat de rechtbank ervan uit dat de door de IND bij brief van 11 september 2013 overgelegde geboorteakte, geregistreerd op 7 mei 1985, rechtsgeldig is, nu niet is gebleken dat er sprake is van een eerdere geboorte-registratie. Deze geboorteakte is op 5 juni 1985 ten behoeve van de optieverklaring overgelegd. De inhoud van deze geboorteakte is gelijkluidend aan de inhoud van de door [verzoekster] bij haar verzoekschrift overgelegde en gelegaliseerde geboorteakte met registratiedatum 10 mei 1985. De enkele omstandigheid dat er sprake is van een verschillende registratiedatum (met een tijdsverschil van slechts 3 dagen) acht de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van een dubbele geboorteregistratie op grond waarvan getwijfeld dient te worden aan de juistheid van de door [A] op 5 juni 1985 namens [verzoekster] afgelegde optieverklaring.
4.7.
Nu de rechtbank in het kader van deze procedure uitgaat van de juistheid van de op 7 mei 1985 geregistreerde geboorteakte, bestaat er geen twijfel over de geboorteplaats van [verzoekster] en over de personalia van haar vader. Dat in een later opgemaakte en inmiddels weer doorgehaalde geboorteakte de naam van het ziekenhuis waar de bevalling heeft plaatsgevonden niet overeenstemde met het thans vermelde Agatha’s Maternity Home, maakt dit niet anders. Ter zitting heeft mr. Jangali met betrekking tot de naam van het ziekenhuis verklaard dat er in [plaatsnaam] sprake is van een ziekenhuis met een ‘maternity’ afdeling en dat er een samenwerkingsverband bestaat met kleinere ‘maternity homes’. Het valt derhalve niet uit te sluiten dat er sprake kan zijn van enige verwarring omtrent de juiste benaming van het ziekenhuis, maar niet staat ter discussie dat de geboorte heeft plaatsgevonden in [plaatsnaam]. De rechtbank acht dit in het kader van deze procedure voldoende.
4.8.
Aan de door de IND gestelde eventuele onduidelijkheid met betrekking tot de juiste naam van verzoekster kan met de erkenning van de geboorteakte van 7 mei 1985 worden voorbijgegaan. Overigens heeft mr. Jangali ter zitting een aanvaardbare uitleg gegeven over de eventuele verwarring die is ontstaan met betrekking tot de personalia van verzoekster. Zij voert aan dat het in Ghana mogelijk is dat iemand onder meerdere namen door het leven gaat, zolang er geen verwarring ontstaat over diens identiteit. [verzoekster] zou tijdens haar minderjarigheid enige tijd zijn opgevoed door haar oma en vervolgens door haar oom. Als gevolg hiervan zou zij onder verschillende namen bekend zijn geweest. Ook de omstandigheid dat [verzoekster] de geslachtsnaam van haar moeder draagt en niet de geslachtsnaam van haar vader acht de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan de identiteit van [verzoekster].
4.9.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [verzoekster] op 5 juni 1985 door optie de Nederlandse nationaliteit verkreeg. Zij behield daarbij haar Ghanese nationaliteit. Met ingang van 1 april 2003 (gewijzigd per 10 oktober 2010) bepaalt artikel 15 lid 1 aanhef en onder c RWN dat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren gaat indien hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, anders dan in een dienstverband met Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten dan wel met een internationaal orgaan waarin het Koninkrijk is vertegenwoordigd, of als echtgenoot van of als ongehuwde in een duurzame relatie samenlevend met een persoon in een zodanig dienstverband.
4.10.
Niet staat ter discussie dat [verzoekster] vanaf 1 april 2003 ononderbroken haar hoofdverblijf heeft in Ghana. Hieruit volgt dat de verliestermijn voor [verzoekster] is aangevangen op 1 april 2003. Artikel 15 lid 4 RWN bepaalt echter dat de hiervoor bedoelde periode van tien jaar wordt gestuit door de verstrekking van een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap dan wel van een reisdocument in de zin van de Paspoortwet. Vanaf de dag van de verstrekking begint een nieuwe periode van tien jaren te lopen.
4.11.
Verzoeken van [verzoekster] tot afgifte van een Nederlands paspoort zijn niet ingewilligd met als belangrijkste reden (volgens [verzoekster]) dat zij niet beschikte over een exemplaar van de bij de optie gebruikte geboorteakte. Bij brief van 26 november 2013 heeft mr. Jangali onder meer toegezonden een fotokopie van een brief van de Minister van Justitie, verzenddatum 26 januari 2009, met als onderwerp ‘bewijs van naturalisatie’. Mr. Cappon heeft ter zitting aangevoerd dat deze brief niet gezien kan worden als een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap. Hij voert aan dat artikel 61 lid 1 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN) drie documenten noemt die gelden als een verklaring omtrent het bezit van Nederlanderschap als bedoeld in artikel 15 lid 4 RWN. De door mr. Jangali overgelegde brief valt daar volgens hem niet onder.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 61 lid 1 BVVN geen limitatieve opsomming geeft van documenten die gezien kunnen worden als een verklaring omtrent het bezit van Nederlanderschap. De inhoud van de door mr. Jangali overgelegde brief kan niet anders worden uitgelegd dan een verklaring namens de Minister van Justitie dat [verzoekster] op het moment van verzending van die brief op 26 januari 2009 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. [verzoekster] mag er op vertrouwen dat deze namens de Minister van Justitie verzonden brief gezien kan worden als de verstrekking van een verklaring omtrent het bezit van Nederlanderschap als bedoeld in artikel 15 lid 4 RWN. Dit heeft tot gevolg dat de verliestermijn voor [verzoekster] is gestuit per 26 januari 2009 en vanaf die datum opnieuw is gaan lopen.
4.13.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat [verzoekster] haar op 5 juni 1985 verkregen Nederlandse nationaliteit is verloren. Het verzoek dient derhalve te worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank stelt vast dat [verzoekster], geboren op [geboortedag] 1980 te [plaatsnaam] (Ghana), vanaf 5 juni 1985 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P. van Ham, mr. D.H. von Maltzahn en mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 206