Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen1.De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiser is op 12 maart 2009 op vijfjarige leeftijd samen met zijn ouders, zijn minderjarige zus en zijn oma vanuit Georgië Nederland binnengekomen. Zijn ouders hebben op 18 maart 2009 een asielaanvraag ingediend. De asielaanvragen zijn afgewezen bij besluiten van 20 augustus 2010. Bij uitspraak van 29 maart 2012 is het hiertegen ingediende beroep ongegrond verklaard (AWB 10/32361, 10/32362 en 10/32363). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft deze uitspraak in hoger beroep bij uitspraak van 5 september 2012 (nr. 201204132/1/V1) bevestigd.
(...)
(...)
(...)
Bij betrokkene is sprake van PTSS. Voor zover bekend is er geen sprake geweest van klinische psychiatrische opnames, Bopz maatregelen, psychotische klachten in het verleden of van andere belangrijke crisissituaties zoals een gedocumenteerde suïcidepoging. Het achterwege blijven van medische behandeling zal derhalve naar alle waarschijnlijkheid niet leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn”.
Tabel 1 laat zien hoe vaak dood door suïcide voorkomt op verschillende leeftijden, waarbij te zien is dat de prevalentie bij volwassenen en ouderen vele malen hoger is dan bij kinderen en jongeren.
(...)
Suïcidepogingen
Als doelgroep zullen vooral kinderen en jongeren vanaf de leeftijd van 10 jaar besproken worden, aangezien suïcidaal gedrag weinig voorkomt bij jongere kinderen of niet als zodanig wordt herkend, zodat de bestaande cijfers mogelijk te laag geschat zijn. (…) Bij jongere leeftijdscategorieën komen relatief vaker niet-geslaagde suïcidepogingen voor ten opzichte van geslaagde, dan bij oudere leeftijdscategorieën: bij jongeren is de verhouding suïcidepoging/suïcide 100 op 1, terwijl dit bij ouderen slechts 4 op 1 is.
(...)
Suïcidiale gedachten en zelfbeschadigend gedrag
Bij Nederlandse jongeren is gevonden dat 9.5 % aangaf het laatste jaar suïcidale gedachten te hebben gehad. (...) Bij volwassenen heeft 34 % van de mensen ooit in het leven een periode van twee weken of meer gekend, waarin veel over de dood werd nagedacht en 16 procent van de mensen had in het afgelopen jaar gedacht over de dood (Trimbos 2006).
De leeftijd waarop jongeren een verhoogd risico op een psychose kunnen hebben, is in de meeste studies 14-30 jaar. De incidentie van psychose op vroege leeftijd is zeer laag (Merry 2000, Fleischhaker 2005). Uit prevalentie-onderzoek is naar voren gekomen dat ongeveer een half procent van de jongeren tussen dertien en negentien jaar een psychose doormaakt (Gilberg 1986), waarvan ongeveer de helft een schizofrene psychose zou betreffen. (...)
Gedwongen opname kan in Nederland pas vanaf 12-jarige leeftijd worden toegepast, zodat een medische voorgeschiedenis van gedwongen opname niet als criterium genomen kan worden bij een kind onder deze leeftijd. (...)
De door BMA gehanteerde criteria voor een medisch-psychiatrische noodsituatie die worden toegepast bij volwassenen, zijn niet zonder meer toepasbaar bij kinderen. (...) De prevalentie van suïcide, suïcidaliteit, psychosen en (gedwongen) opnames is minder bij kinderen en geeft daarmee ten onrechte de suggestie dat er minder vaak sprake is van een medisch-psychiatrische noodsituatie.
(...)
Het opstellen van passender parameters voor het aangeven van een psychiatrische noodsituatie voor kinderen is van groot belang, waarbij suïcidaliteit, psychose en opname uitgebreid zouden moeten worden met voor kinderen relevante criteria voor zowel de kortere als voor de langere termijn.”
- klinische psychiatrische opnames
- Bopz maatregelen
- psychotische klachten in het verleden of
- andere belangrijke crisissituaties zoals een gedocumenteerde suïcidepoging
Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, komt uit de tekst van de brief van 24 juli 2014 duidelijk naar voren dat de kinder- en jeugdpsychiater I.M. Hein en de kinder- en jeugdpsycholoog Dr. J. Bala van mening zijn dat de indicatoren “gedocumenteerde suïcidepoging” en “psychotische klachten” bij kinderen jonger dan 14 jaar niet bruikbaar zijn omdat de incidentie daarvan bij deze leeftijdsgroep zeer laag is of weinig voorkomt. Omdat kinderen pas vanaf de leeftijd van 12 jaar gedwongen kunnen worden opgenomen is de indicator “Bopz maatregelen” volgens hen niet bruikbaar voor kinderen jonger dan 12 jaar. De omstandigheid dat in de brief onder het kopje “Advies” (voorzichtig) is geformuleerd dat de door het BMA gebruikte indicatoren “uitgebreid zouden moeten worden met voor kinderen relevante criteria” kan niet afdoen aan hetgeen door Hein en Bala voornoemd daarboven over de toepasbaarheid van de indicatoren bij jonge kinderen is vermeld. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat Hein en Bala voornoemd ten aanzien van de vraag aan de hand van welke algemene indicatoren de vraag of een medische noodsituatie te verwachten is in geval sprake is van een kind, als bij uitstek deskundig aan te merken zijn, gezien hun specialisaties en praktijkervaring. Met betrekking tot die vraag is hun brief van 24 juli 2014 als een contra-expertise aan te merken. De rechtbank hecht er aan op te merken dat het oordeel van Hein en Bala uitdrukkelijk niet ziet op de beantwoording van de vraag of uit de medische behandelinformatie over eiser kan worden afgeleid dat een medische noodsituatie op korte termijn te verwachten is.
Het beroep van verweerder op de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2014 gaat in dit geval niet op, omdat hetgeen eiser in bezwaar en in beroep naar voren heeft gebracht geen betrekking heeft op de interpretatie van de medische gegevens van eiser in het kader van de beantwoording van de vraag of een medische noodsituatie te verwachten is. Van een verschil van inzicht over de uit de medische gegevens te trekken conclusie over die vraag, is dan ook (thans) geen sprake.
Bij gebreke van een inhoudelijke reactie van het BMA is thans niet inzichtelijk waarom het BMA van oordeel is dat in het geval van eiser - die ten tijde van het nemen van het bestreden besluit 10 jaar oud was - geen medische noodsituatie te verwachten is. De rechtbank is voorts van oordeel dat het bestreden besluit, nu daarin voorbij is gegaan aan de in bezwaar ingebrachte kritiek, ook op een ondeugdelijke motivering berust. Aangezien aan dat besluit gebreken kleven, zal de rechtbank verweerder op grond van artikel 8:51a Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid stellen deze gebreken te herstellen, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Beslissing
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 8 weken na verzending van deze tussenuitspraak het zorgvuldigheids- en het motiveringsgebrek te herstellen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen,
- onder de voorwaarde dat verweerder binnen 2 weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank te kennen geeft van die gelegenheid gebruik te willen maken;
- houdt iedere verdere beslissing aan.