ECLI:NL:RBDHA:2014:16720
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van bedrijfscomplex ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 november 2014, is de waarde van een bedrijfscomplex vastgesteld door de verweerder op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De eiser, eigenaar van het bedrijfscomplex, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden voor het jaar 2014, die zijn gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2013. De rechtbank heeft het beroep van eiser gesplitst in drie afzonderlijke zaken, waarbij de waarden van verschillende objecten binnen het complex ter discussie stonden. Eiser stelde dat de waarden 5 tot 10 procent lager moesten zijn dan de waarden van het voorgaande jaar, onderbouwd met argumenten over dalende prijzen, teruglopende huuropbrengsten en leegstand. Verweerder heeft de bezwaren van eiser gemotiveerd betwist en volhardde bij de vastgestelde waarden.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2014 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser heeft geen cijfermatige onderbouwing gegeven voor zijn standpunt, terwijl verweerder zijn waarden heeft onderbouwd met een taxatieverslag en marktgegevens. De rechtbank oordeelde dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn en dat de huurwaardekapitalisatiemethode correct is toegepast. De rechtbank concludeerde dat de door eiser aangevoerde argumenten niet afdoen aan de door verweerder vastgestelde waarden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Wet WOZ en de methoden voor het vaststellen van onroerende waarden, waarbij de rechtbank benadrukt dat de waarde voor elk tijdvak opnieuw moet worden bepaald en dat de verhouding tussen waarden van opvolgende tijdvakken geen zelfstandige betekenis heeft.