ECLI:NL:RBDHA:2014:16654
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2014 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker, bijgestaan door mr. N. Roodenburg, had de wraking ingediend tegen mr. M. Soffers, de rechter die eerder betrokken was bij een procedure waarin verzoeker een voorlopige voorziening had gevraagd met betrekking tot zijn registratie als beëdigd tolk en vertaler. Verzoeker stelde dat de rechter in een eerdere zaak een beslissing had genomen die negatief was voor zijn persoonlijke leven, namelijk de uithuisplaatsing van zijn dochter. Hij meende dat deze eerdere beslissing invloed had op de onpartijdigheid van de rechter in de huidige procedure.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van de criteria voor onpartijdigheid zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De kamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter in een eerdere zaak een onwelgevallige beslissing had genomen, onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat rechters in staat zijn om onbevangen te oordelen, zelfs als zij eerder betrokken zijn geweest bij een zaak die voor de verzoeker negatief uitpakte.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid rechtvaardigden. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en aan alle betrokken partijen toegezonden, waaronder de verzoeker, de gewraakte rechter en het Ministerie van Veiligheid en Justitie.