ECLI:NL:RBDHA:2014:16649
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoeker op 6 mei 2014 beroep ingesteld tegen een beslissing van de minister van Defensie, waarbij zijn bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond werd verklaard. Na een mondelinge behandeling op 19 augustus 2014, heeft verzoeker op 21 augustus 2014 een verzoek tot wraking van de rechter ingediend, gebaseerd op bejegeningskwesties. De wrakingskamer heeft op 22 september 2014 het wrakingsverzoek behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de rechter niet. Verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig was en dat zij een spottende houding had aangenomen, wat de indruk wekte dat hij geen eerlijke kans kreeg in de procedure.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond gaven voor de vrees dat de rechter aan onpartijdigheid ontbrak. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter haar rol op actieve wijze had vervuld en dat er geen bewijs was dat de rechten van partijen waren geschonden. De indruk van verzoeker dat de rechter een spottende toon had, werd als subjectieve beleving beschouwd en niet als objectieve grond voor wraking. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden.