ECLI:NL:RBDHA:2014:16646
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek in een familiezaak niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht en specifiek het personen- en familierecht, is op 11 juni 2014 door de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek behandeld. Het verzoek tot wraking is ingediend door de grootouders van een minderjarig kind, die betrokken zijn in een omgangszaak. De wraking is gebaseerd op acht afzonderlijke gronden, die onder andere betrekking hebben op uitlatingen van de rechtbank, de behandeling van de zaak door de voorzitter en het niet verlenen van een tweede termijn aan partijen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat alle omstandigheden waarop de wraking is gebaseerd zich reeds hadden voorgedaan voordat de rechtbank de behandeling ter zitting had gesloten. Dit betekent dat de raadslieden van de verzoekers de mogelijkheid hadden om ter zitting een wrakingsverzoek in te dienen, maar dit niet hebben gedaan. De wrakingskamer oordeelt dat het verzoek te laat is ingediend en verklaart de verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak.