ECLI:NL:RBDHA:2014:16630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
C/09/466000 / KG RK 14-980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de wrakingskamer wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft verzoeker op 25 april 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter, mr. R.J. Paris, naar aanleiding van een beslissing van de officier van justitie. Tijdens de zitting heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt, wat is vastgelegd in een proces-verbaal. Op 12 mei 2014 is het wrakingsverzoek behandeld door de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. G.P. van Ham, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was. De kantonrechter en de officier van justitie waren niet aanwezig. Verzoeker heeft ook de wrakingskamer gewraakt, wat opnieuw is vastgelegd in een proces-verbaal. Op 26 mei 2014 is het wrakingsverzoek opnieuw behandeld, waarbij verzoeker toestemming heeft gekregen voor het maken van geluidsopnames, maar niet voor beeldopnames. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek toegelicht en betoogd dat de beslissing van de wrakingskamer blijk gaf van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de beslissing om geen beeld- en geluidsopnames toe te staan geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer oordeelt dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de wrakingskamer is gebaseerd op de huisregels van de rechtbank en betreft enkel de ordehandhaving. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren.

Ten slotte heeft de wrakingskamer geconstateerd dat verzoeker misbruik maakt van het rechtsmiddel wraking, en heeft bepaald dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2014/19
zaak-/rekestnummer: 466000 / KG RK 14-980
zaak-/rekestnummer onderliggende wrakingszaak: 464923 KG RK 14-865 (wrakingsnummer 2014/18).
CJIB nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer kanton: 2408575 MB VERZ 13-2406
datum beschikking: 6 juni 2014
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mrs. G.P. van Ham, J.A. van Steen en M. Soffers, leden van de wrakingskamer (hierna ook: de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham).

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 25 april 2014 heeft de kantonrechter, mr. R.J. Paris (hierna ook de kantonrechter), een mondelinge behandeling gehouden inzake een door verzoeker ingesteld beroep naar aanleiding van een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een aan verzoeker verweten gedraging, waarvoor hem een administratieve sanctie is opgelegd. Tijdens de zitting heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt. Hetgeen is verhandeld ter zitting en het door verzoeker gedane wrakingsverzoek is vastgelegd in het door de kantonrechter en de griffier ondertekende proces-verbaal.
Op 12 mei 2014 is het wrakingsverzoek behandeld ter zitting van de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham. Hierbij is verzoeker in persoon verschenen. De kantonrechter en de officier van justitie, althans het CVOM, zijn niet verschenen. Op deze zitting heeft verzoeker de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham gewraakt. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, met daarbij gevoegd de door verzoeker overgelegde pleitnotities.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 26 mei 2014 is laatstgenoemd wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen. Na beraad heeft de wrakingskamer, gelet op artikel 1.2 jo. 3.8 van de Persrichtlijn 2013, het voorafgaand aan de zitting gedane verzoek audiovisuele opnames te maken in die zin toegestaan dat toestemming is verleend tot het maken van uitsluitend geluidsopnames. Verzoeker heeft voorafgaand daaraan een bij de Persrichtlijn 2013 behorend protocol ondertekend. Vervolgens heeft verzoeker het wrakingsverzoek aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. De wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham heeft bij brief van 22 mei 2014 gereageerd op het wrakingsverzoek. Zoals in die brief aangekondigd zijn de rechters wier wraking is verzocht niet ter zitting verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij zich niet kan vinden in de beslissing van de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham voorafgaand aan de zitting van 12 mei 2014 waarbij toestemming tot het maken van opnamen tijdens de zitting is geweigerd. Door het verzoek tot het maken van beeld- en geluidsopnames in navolging van de kantonrechter af te wijzen, hebben de rechters blijk gegeven van vooringenomenheid, aldus verzoeker.

4.Het standpunt van de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham

De wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham heeft niet in de wraking berust en heeft zich – verkort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de gronden van het wrakingsverzoek niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid ten aanzien van de wraking van de kantonrechter. De wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham verwijst naar de beslissing tot weigering van het maken van opnamen, zoals voorafgaand aan de zitting kenbaar gemaakt en het proces-verbaal van de zitting.

5.De beoordeling

5.1
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3
Het wrakingsverzoek is – naar deze wrakingskamer begrijpt – gebaseerd op de stelling dat de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door voorafgaand aan de zitting te beslissen dat het maken van beeld- en geluidsopnames van de zitting niet is toegestaan. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan een dergelijke processuele beslissing geen grond opleveren voor wraking, nu deze geen zwaarwegende aanwijzing oplevert als hiervoor bedoeld. Niet valt in te zien dat de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham met die beslissing, die is gebaseerd op de huisregels van de rechtbank, blijk heeft gegeven van een partijdige dan wel vooringenomen opstelling. Deze beslissing ziet uitsluitend op de ordehandhaving door de voorzitter van de wrakingskamer; de kamer is daarmee niet vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot wraking van de kantonrechter, noch heeft zij op enige wijze de schijn van vooringenomenheid jegens verzoeker gewekt.
5.4
Nu deze wrakingskamer ook niet is gebleken van andere feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, wordt het verzoek tot wraking afgewezen.
5.5
De omstandigheid dat deze wrakingskamer, in tegenstelling tot de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham, een andere afweging heeft gemaakt en wel toestemming heeft gegeven voor het maken van geluidsopnames van de zitting van 26 mei 2014, leidt niet tot een andersluidend oordeel met betrekking tot het onderliggende verzoek tot wraking.
5.6
Gelet op de grond van het wrakingsverzoek, alsmede het feit dat verzoeker inmiddels zowel de kantonrechter als de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham heeft gewraakt, ziet deze wrakingskamer aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, Awb. De wrakingskamer stelt vast dat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek om wraking, betrekking hebbend op de wrakingsprocedure, dan wel de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling wordt genomen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de eerdere behandeling door de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek op 12 mei 2014;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de wrakingsprocedure dan wel de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling wordt genomen;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de officier van justitie, althans het CVOM;
• de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. Van Ham;
• de (kanton)rechter mr. R.J. Paris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, T.F. Hesselink en J.Th. van Walderveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.