ECLI:NL:RBDHA:2014:16630
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- G.P. van Ham
- J.A. van Steen
- M. Soffers
- R.J. Paris
- E. Rabbie
- T.F. Hesselink
- J.Th. van Walderveen
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van de wrakingskamer wegens vermeende vooringenomenheid
In deze zaak heeft verzoeker op 25 april 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter, mr. R.J. Paris, naar aanleiding van een beslissing van de officier van justitie. Tijdens de zitting heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt, wat is vastgelegd in een proces-verbaal. Op 12 mei 2014 is het wrakingsverzoek behandeld door de wrakingskamer onder voorzitterschap van mr. G.P. van Ham, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was. De kantonrechter en de officier van justitie waren niet aanwezig. Verzoeker heeft ook de wrakingskamer gewraakt, wat opnieuw is vastgelegd in een proces-verbaal. Op 26 mei 2014 is het wrakingsverzoek opnieuw behandeld, waarbij verzoeker toestemming heeft gekregen voor het maken van geluidsopnames, maar niet voor beeldopnames. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek toegelicht en betoogd dat de beslissing van de wrakingskamer blijk gaf van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de beslissing om geen beeld- en geluidsopnames toe te staan geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer oordeelt dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de wrakingskamer is gebaseerd op de huisregels van de rechtbank en betreft enkel de ordehandhaving. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren.
Ten slotte heeft de wrakingskamer geconstateerd dat verzoeker misbruik maakt van het rechtsmiddel wraking, en heeft bepaald dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.