ECLI:NL:RBDHA:2014:16597
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige staandehouding en inbewaringstelling van vreemdeling tijdens MTV-controle
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de inbewaringstelling van een vreemdeling, eiser, die op 19 juni 2014 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in bewaring was gesteld. Eiser, van Palestijnse nationaliteit en geboren op 13 augustus 1982, was staande gehouden tijdens een Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) controle. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat de controle plaatsvond op een moment en locatie waar eiser, die zich in een Eurolines bus bevond, zonder controle noodzakelijkerwijs Nederland zou hebben verlaten. Dit was in strijd met de wettelijke regeling die bepaalt dat MTV-controles alleen mogen plaatsvinden binnen een bepaalde zone en onder specifieke voorwaarden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de controle niet gericht was op het bestrijden van illegale immigratie, maar op uitreizend verkeer, wat niet toegestaan is. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris geen bijzondere belangen had aangevoerd die de onrechtmatigheid van de staandehouding konden rechtvaardigen. Hierdoor werd de inbewaringstelling van eiser als onrechtmatig beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de bewaring opgeheven en eiser een schadevergoeding van € 1.225,- toegekend voor de onrechtmatige detentie. Tevens werden de proceskosten van de procedure aan de gemachtigde van eiser vergoed tot een bedrag van € 974,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.