Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Het voorgaande leidt echter niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat niet is gebleken dat eiser door dit handelen is benadeeld. De gemachtigde van eiser heeft immers in beroep alsnog zijn aanvullende gronden naar voren kunnen brengen. De rechtbank zal met toepassing van artikel 6:22 Awb dit gebrek passeren.
heids-, vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Voorts leidt de wetswijziging zonder overgangsrecht tot schending van artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Door de wetswijziging van de Wav is sprake van ontneming van eigendom, nu eiser daarmee rechtstreeks inkomen wordt ontnomen. Eiser meent dat de Wav (nieuw) daarom onverbindend verklaard dient te worden jegens eiser wegens strijd met artikel 1 EP
.Eiser voert voorts aan dat het ontbreken van overgangsrecht in de Wav (nieuw) in strijd is met aanwijzing 166 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (de Aanwijzingen). Blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan bij ontbreken van overgangsrecht de rechtszekerheid met zich brengen dat aan reeds vervallen voorschriften moet worden getoetst wanneer deze voor de belanghebbende gunstiger zijn. De mogelijkheid voor de wetgever om te bepalen dat de Wav (nieuw) niet van toepassing is op bestaande rechtsposities is neergelegd in aanwijzing 166 van de Aanwijzingen, hetgeen voor een geval als eiser had moeten geschieden. Voorts is aan eiser en zijn werkgever geen termijn gegund om zich aan te passen aan de nieuwe regelgeving, hetgeen onverenigbaar is met het doeltreffendheids-, het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel. Tot slot kan verweerder verweten worden eiser en zijn werkgever niet tijdig te hebben geïnformeerd over de wetswijziging met ingang van 1 januari 2014. Nu zij slechts een week voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wav (nieuw) op die datum zijn geïnformeerd, dient het bestreden besluit ook hierom te worden vernietigd.
4.1.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 4, eerste lid, van zowel de Wav zoals die gold tot 1 januari 2014 (Wav oud) als de Wav, zoals die sinds 1 januari 2014 geldt (Wav nieuw), is het verbod voor een werkgever om een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder twv niet van toepassing, indien de desbetreffende vreemdeling krachtens de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vergunning is verleend, voorzien van een aantekening van de Minister van Veiligheid en Justitie, waaruit blijkt dat arbeid vrij is toegestaan.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, Wav (oud) werd een zodanige aantekening afgegeven aan een vreemdeling die gedurende een ononderbroken tijdvak van drie jaar heeft beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, Wav (nieuw) wordt een zodanige aantekening afgegeven aan een vreemdeling die gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar heeft beschikt over een het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.
4.1.2. De rechtbank stelt vast dat eiser ten tijde van het bestreden besluit nog geen drie jaar ononderbroken heeft beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning. Ook bij toepassing van de Wav (oud) zou dus op de aan eisers verstrekte verblijfsvergunning de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan, mits een tewerkstellingsvergunning (twv) is verleend’ zijn geplaatst. Wat er ook zij van eisers beroepsgronden dienaangaande, zij kunnen eiser niet baten.
4.2. Voorts voert eiser aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het recht van eiser op bescherming van zijn privéleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu eiser China heeft verlaten om alhier, na 36 maanden arbeid in loondienst te hebben verricht, aanspraak te kunnen maken op een stabiel verblijfsrecht. Hij is hier gedurende drie jaren persoonlijke en beroepsmatige banden aangegaan en heeft een sociaal en professioneel leven opgebouwd. Inmenging in dit recht is slechts gerechtvaardigd op grond van het tweede lid van artikel 8 EVRM. Nu de wetswijziging niet voorzienbaar was, is inmenging in het privéleven van eiser niet gerechtvaardigd.
8 EVRM naar voren had kunnen brengen, is er geen rechtsregel die eraan in de weg staat dat in beroep gronden worden aangevoerd, die niet ook reeds in bezwaar zijn aangevoerd. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat deze beroepsgrond buiten de beoordeling door de rechtbank dient te blijven.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 8 EVRM. Eiser is door de verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning en de aan zijn werkgever verleende twv immers in staat gesteld om in Nederland arbeid in loondienst te verrichten en privéleven te hebben.
De beroepsgrond slaagt niet.
Het beroep is ongegrond.
De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 487,- (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 487,- te betalen.