ECLI:NL:RBDHA:2014:16312
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraanse vrouw met eerdere aanvraag in Italië; beoordeling van procedurele mogelijkheden en motiveringsgebrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 december 2014 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een Iraanse vrouw, die eerder asiel had aangevraagd in Italië. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen en besloten tot overdracht aan Italië, als verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 23 december 2014 heeft de verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwetsbare positie van de verzoekster als alleenstaande vrouw en de procedurele mogelijkheden die zij als ongedocumenteerde Dublin-claimant in Italië heeft. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar een rapport van de International Commission of Jurists (ICJ) uit oktober 2014, waarin wordt gesteld dat de Italiaanse rechtsgang voor ongedocumenteerde asielzoekers niet adequaat is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de overdracht aan Italië in dit geval niet in strijd zou zijn met de mensenrechten.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij gemotiveerd dient in te gaan op de procedurele mogelijkheden van de verzoekster in Italië. De verzoekster is in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 974,--. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het beroep gegrond is verklaard en het bestreden besluit is vernietigd.