3.1.De beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft immers ter zitting verklaard dat hem nadat hij gehoord was door de Kmar in het districtcentrum te Rotterdam een formulier is uitgereikt waaruit hij heeft opgemaakt dat hij recht had op een advocaat. Voorts is eiser materieel niet in zijn belangen geschaad, nu hij op 11 december 2014, binnen de termijn genoemd in artikel 94, eerste lid, Vw met behulp van zijn gemachtigde beroep bij de rechtbank heeft kunnen instellen, terwijl de materiële gronden aangevoerd tegen de toegangsweigering niet slagen, zoals uit het hiervoor onder 2.1 overwogene blijkt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten aanzien van het beroep vrijheidsontneming
6. Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw het beroep gegrond.
7. Ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, Vw kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
8. Eiser voert allereerst aan dat, omdat de toegangsweigering onrechtmatig is, aan hem geen maatregel ex artikel 6 Vw had kunnen worden opgelegd. Deze grond slaagt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de toegangsweigering, niet.
9. Eiser voert subsidiair aan dat hij zonder titel op de brigade van de Kmar Hoek van Holland heeft verbleven na de toegangsweigering op 9 december 2014 om 17.00 uur en dat hij vervolgens zonder titel is vervoerd naar het JCS. Er is immers geen beschikking aan hem uitgereikt ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, Vw met plaatsaanduiding Hoek van Holland. De enige artikel 6-beschikking die in het dossier zit, heeft een plaatsaanduiding JCS. Eiser wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 december 2012 met nummer 201202734/1 (ECLI:NL:RVS:2012:BY6364). Nu er geen artikel 6-maatregel met plaatsaanduiding Hoek van Holland in het procesdossier te vinden is en de vrijheidsontneming niet gebaseerd kan worden op artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000, ontbreekt er een titel van vrijheidsontneming vanaf 9 december 2014 tot de dag en het uur van aankomst op het JCS. De grensdetentie is daarom van aanvang af onrechtmatig geweest. 10. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat alleen ten aanzien van het besluit tot toegangsweigering van 9 december 2014 is geregistreerd op welk tijdstip dit is genomen, te weten om 17.00 uur. Niet geregistreerd is op welke tijdstip eiser en de overige leden van de groep Albanezen die tegelijkertijd met hem van de boot in Hoek van Holland zijn opgehaald door de Kmar, zijn overgebracht naar het districtskantoor van de Kmar op Rotterdam Airport en evenmin op welk tijdstip zij op 9 december 2014 vervolgens zijn vervoerd naar het JCS en hoe laat zij daar zijn aangekomen. Verweerder heeft ter zitting beaamd dat er ten aanzien van het verblijf op het districtskantoor van de Kmar te Rotterdam - waarbij feitelijk sprake is geweest van vrijheidsontneming - geen zogenoemde beschikking model M19 voorhanden is. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat de beschikking van 9 december 2014 waarin is aangegeven dat eiser de maatregel artikel 6, eerste en tweede lid, Vw wordt opgelegd en waarbij als plaats is aangewezen het JCS te Schiphol, mede een titel vormt voor de vrijheidsontneming te Rotterdam Airport en tijdens het vervoer van Rotterdam naar het JCS.
11. De rechtbank overweegt dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij vanuit de haven van Hoek van Holland is vervoerd naar het districtskantoor van de Kmar te Rotterdam Airport en dat hij daar op 9 december 2014 om ongeveer 18.00 uur is aangekomen. Pas na middernacht is hij vervolgens vervoerd naar het JCS, waar hij op 10 december 2014 om ongeveer 04.00 uur is gearriveerd. Eiser heeft voorts verklaard dat op 9 december 2014 om ongeveer 23.30 uur van hem vingerafdrukken zijn afgenomen te Rotterdam Airport en dat hij daarna nog ongeveer twee uur heeft geslapen in de hem aangewezen cel.
De rechtbank gaat uit van de verklaringen van eiser, nu van de kant van verweerder enige informatie over tijdstippen ontbreekt.