ECLI:NL:RBDHA:2014:15629
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen belastingaanslag loonheffing en stamrechtuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen eiseres, een stamrecht-B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de loonheffing over een ontslagvergoeding die in 2005 door [persoon A] is ontvangen en in een stamrecht-B.V. is gestort. Eiseres heeft in januari 2014 een bedrag van € 519.964 aan [persoon A] uitgekeerd, maar heeft in haar aangifte loonheffingen een hoger bedrag van € 546.740 als belast loon aangegeven, gebaseerd op de nominale waarde van het stamrecht. De inspecteur heeft de aangifte afgewezen, wat heeft geleid tot het indienen van bezwaar door eiseres.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2014 is de zaak behandeld. Eiseres stelde dat het daadwerkelijk uitgekeerde bedrag als loon in aanmerking moest worden genomen, terwijl de inspecteur zich baseerde op de wettelijke bepalingen die de waarde van de stamrechtaanspraak vaststelden. De rechtbank overwoog dat de stamrechtvrijstelling per 1 januari 2014 was afgeschaft en dat de waarde van de aanspraak voor 80% in de heffing moest worden betrokken, zoals bepaald in artikel 39f van de Wet op de loonbelasting 1964.
De rechtbank concludeerde dat de waarde van het stamrecht, die € 546.740 bedroeg, correct was vastgesteld en dat eiseres niet kon aantonen dat de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.