ECLI:NL:RBDHA:2014:15288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van gezinsleven en EU-recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2014 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Filipijnse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. De aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat eiseres niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres voerde aan dat zij recht had op een verblijfsvergunning op basis van gezinsleven, omdat zij de zorg voor haar zoon droeg, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiseres wezenlijk verschilt van eerdere arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin het recht op vrij verkeer en verblijf van EU-burgers werd behandeld. De rechtbank concludeerde dat de rechtspraak van het Hof, die betrekking heeft op artikel 21 van het VWEU, niet van toepassing was op deze zaak, omdat de zoon van eiseres niet in een andere lidstaat dan die van zijn nationaliteit had verbleven. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het toetsingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had gehanteerd en dat eiseres geen verblijfsrecht kon ontlenen aan het Unierecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.