9.2Voor zover eiseres heeft verwezen naar een andere zaak, waarin verweerder het standpunt heeft ingenomen dat het inreisverbod niet kon worden gehandhaafd, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft niet onderbouwd aangevoerd dat de zaak, waarnaar zij verwijst, een vergelijkbare zaak is. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat beide zaken niet vergelijkbaar zijn, omdat in de zaak, waarnaar eiseres heeft verwezen het inreisverbod niet kon worden gehandhaafd omdat in het primaire besluit was opgenomen dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk diende te verlaten en in de besluit op bezwaar was opgenomen dat de vreemdeling een vertrektermijn van vier weken had. Dit was een kennelijke misslag in die zaak. Nu verweerder in de onderhavige zaak van eiseres in het primaire besluit en het bestreden besluit heeft bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk dient te verlaten, is niet sprake van een vergelijkbaar geval. Gelet op deze onweersproken toelichting van verweerder kan het beroep van eiseres op verweerders standpunt in de door haar bedoelde zaak niet slagen.
10. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat het beroep ongegrond is.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Verzoek om een voorlopige voorziening
12. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
13. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.