Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 december 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
‘overgangsregeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen’(hierna: de Regeling) afgewezen en is de vertrektermijn verkort tot nul dagen. Tevens is aan eiser 3 een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Overwegingen
De vader, respectievelijk echtgenoot van eisers is artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag (Vv) tegengeworpen vanwege zijn betrokkenheid bij de militie
Kandak-e-Ghomi.
hoofdpersoon.
de hoofdpersoonafgewezen omdat aan de vader artikel 1(F) Vv is tegengeworpen. Onder verwijzing naar dit besluit zijn ook de andere aanvragen op 27 augustus 2013 afgewezen.
de hoofdpersoonen zijn gezinsleden niet onder de Regeling geschaard omdat sprake is van de in de Regeling genoemde contra-indicatie a:
de hoofdpersoonsinds 28 maart 1999 (gedurende vijftien jaar) ononderbroken in Nederland heeft verbleven.
(…)
Dit brengt met zich dat verweerder in onderhavige procedure conform de in paragraaf C2/6.2.8. van de Vc 2000 neergelegde beleidsregel over het tien jaren-beleid dient te handelen, tenzij de toepasselijkheid van deze beleidsregel is uitgesloten.
Zo is het onder 5.4. aangehaalde beleid uit de Regeling niet anders geformuleerd dan onder de 5.1. genoemde paragraaf B1/4.4.1 van de Vc 2000 is gedaan. De zinsnede dat voor 1F geen verjaringstermijn geldt is immers van dezelfde motivering voorzien als in voornoemde paragraaf.
Hetgeen overigens nog is aangevoerd behoeft geen verdere bespreking.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de bezwaren van eisers moet beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165, - aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 974, - te betalen aan eisers.