ECLI:NL:RBDHA:2014:14841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
09/852267-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van kinderpornografie en virtuele afbeeldingen in het strafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding partieel nietig is verklaard voor zover het betreft afbeeldingen die niet feitelijk zijn omschreven. De verdachte was beschuldigd van het bezitten van 2.242 kinderpornografische afbeeldingen en 294 virtuele afbeeldingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering voor de afbeeldingen die feitelijk zijn omschreven, maar niet voor de overige afbeeldingen. De verdachte heeft bekend dat hij de afbeeldingen in zijn bezit had, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de virtuele afbeeldingen personen betroffen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, maar het eerste feit bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 5.000 en een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de bescherming van jeugdigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/852267-13
Datum uitspraak: 12 september 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]1937 te [geboorteplaats],
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.P.E. van de Rivière en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. E.J.C. van de Laak, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2013 te [plaats 1], gemeente [plaats 2], en/of [plaats 3], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een (groot) aantal afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) (waaronder een laptop en/of (een) USB-stick(s)) bevattende een aantal afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten meerdere (ongeveer 2242) foto's, onder andere:
- Foto('s) 1, 2, 5, en/of 10:
Een of meer foto('s) van een of meerdere geheel naakte jongen(s) in de leeftijd van 8 tot en met 14 jaar, in een poserende houding waarbij het geslachtsdeel volledig zichtbaar is en/of
- Foto 6:
Een foto van twee jongens tussen de 8 en 12 jaar oud, die op een bank zitten. De jongens zijn beide geheel naakt. De foto is van bovenaf genomen. Jongen 1 ligt op zijn rug met zijn benen wijd en in de lucht. De benen van de jongen zijn volledig gespreid, zijn knieën zitten onder zijn oksels. Tussen de benen van jongen 1 zit jongen 2. De penis van jongen 2 zit in de anus van jongen 1. De stijve penis van jongen 1 is volledig zichtbaar, de penis van jongen 2 is gedeeltelijk zichtbaar en/of
- Foto 7:
Een foto van twee jongens tussen de 11 en 15 jaar oud, die op een kleed in het gras liggen. Beide jongens zijn geheel naakt. Jongen 1 ligt op zijn rug met zijn benen wijd en zijn handen onder zijn hoofd. Naast jongen 1 ligt jongen 2. Jongen 2 ligt met de rechterzijde van zijn hoofd op de buik van jongen 1, ter hoogte van zijn penis. De hand van jongen 2 ligt aan de binnenzijde van het bovenbeen, op de linkerbil, tegen de anus van jongen 1 aan. Jongen 2 heeft de stijve penis van jongen 1 in zijn mond. Jongen 2 heeft ook zijn benen wijd, hierdoor is zijn penis volledig zichtbaar en/of
- Foto 4:
Een foto van twee geheel naakte jongens tussen de 10 en 14 jaar oud, die in de buitenlucht op een kleed in het gras liggen. De jongens liggen beide op hun zij in tegenovergestelde richting en steunen op hun onderarmen, waardoor hun bovenlichamen het kleed niet aanraken. Jongen 1 heeft zijn beide handen ter hoogte van de stijve penis van jongen 2. De rechterhand van jongen 1 zit tussen de bovenbenen van jongen 2 tegen zijn penis aan. Jongen 1 heeft de stijve penis van jongen 2 tussen de duim en de wijsvinger van zijn
linkerhand. Jongen 2 heeft zijn linkerhand ter hoogte van het geslachtsdeel van jongen 1 liggen. De jongens kijken in de richting van elkaars penis en/of
- Foto 9:
Een foto van drie jongens tussen de 7 en 11 jaar oud, die naast elkaar staan en geheel naakt zijn. Jongen 1 heeft met zijn rechterhand zijn eigen penis vast en zijn linkerhand om de rug van jongen 2 heen geslagen. Jongen 2 staat in het midden en heeft zijn beide armen om de schouders van de jongens die naast hem staan heen geslagen. Jongen 3 heeft zijn rechterhand om de rug van jongen 2 heen geslagen. Jongen 3 heeft een stijve penis. Van alle drie de jongens is de penis volledig in beeld. Jongen 2 kijkt in de richting van de camera. Jongen 1 en 3 kijken in de richting van de penis van jongen 2,
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een of meer perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2013 te [plaats 1], gemeente [plaats 2], en/of [plaats 3], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) (groot) aantal afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) (een laptop en/of (een) USB-stick(s)) bevattende (een) afbeelding(en) van seksuele gedragingen, te weten meerdere (ongeveer 294) (virtuele) \ afbeeldingen, onder andere:
- Virtuele foto 1:
Een virtuele foto van een jongen tussen de 10 en 14 jaar oud en een kennelijk volwassen vrouw die op een bed liggen. Ze zijn beide geheel naakt en liggen op hun zij met hun hoofden naar elkaar toe gericht. De jongen en de vrouw liggen dicht tegen elkaar aan, de borsten van de vrouw raken de borst van de jongen. De tong van de vrouw gaat in de open mond van de jongen. De vrouw heeft met haar rechterhand de stijve pennis van de jongen vast, en/of
- Virtuele foto 2:
Een virtuele foto van een meisje tussen de 7 en 11 jaar oud en een kennelijk volwassen man, beide geheel naakt, die zich in een virtuele kamer bevinden. Links in het midden van de afbeelding is een computerscherm te zien met daarop een naakt hentai meisje welke door een dildo wordt gepenetreerd. Naast het bureau staat een bureaustoel. Het meisje staat op deze bureaustoel en leunt met haar onderarmen op de rugleuning van deze stoel. Het meisje staat licht voorover gebukt en achter haar staat de man. De man heeft zijn linkerhand tussen de schouderbladen van het meisje. De man heeft zijn rechterhand tussen de dijbenen van het meisje en raakt de billen en de vagina van het meisje aan. De stijve penis van de man is gedeeltelijk zichtbaar. De stijve penis van de man is ter hoofte van de billen van het meisje, en/of
- Virtuele foto 3:
Een virtuele foto van een jongen tussen de 10 en 14 jaar oud en een kennelijk volwassen vrouw, die beide geheel naakt zijn. De vrouw ligt op haar rug met haar benen wijd op een bankje (chaise longue). Tussen de benen van de vrouw ligt/staat de jongen. De jongen heeft de rechter tepel van de vrouw in zijn mond. De penis van de jongen zit ter hoogte van de vagina van de vrouw, dit is niet zichtbaar omdat het rechter bovenveen van de vrouw ervoor zit, en/of
- Virtuele foto 4:
Een virtuele foto van een jongen tussen de 10 en 14 jaar oud en een kennelijk volwassen vrouw, beide geheel naakt, die zich in een woonkamer bevinden. In de woonkamer bevindt zich een salontafel. De vrouw zit op haar knieën met haar rug tegen de salontafel aan. Met haar rechterhand houdt de vrouw de salontafel vast. De linkerhand van de vrouw rust tussen de schouderbladen van de jongen. Naast de vrouw staat de jongen. De jongen heeft de linkertepel van de vrouw in zijn mond. Met zijn linkerhand raakt de jongen de vagina van de vrouw aan, en/of
- Viruele foto 5:
Een virtuele foto van een jongen tussen de 8 en 12 jaar oud en een kennelijk volwassen vrouw. De jongen is geheel naakt en de vrouw draagt een rood hempje. Zij bevinden zich in een kamer. De jongen en de vrouw zitten beide op hun knieën naast elkaar. Voor de jongen en de vrouw staat een salontafel. De vrouw heeft haar linkerarm om de middel van de jongen geslagen. Met haar duim en middelvinger van haar rechterhand heeft de vrouw de stijve penis van de jongen vast. Uit de stijve penis van de jongen komt een witte substantie waardoor deindruk wordt gewekt dat dit sperma is,
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een of meer perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had/hadden bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft;

3.Voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank heeft zich ambtshalve beraden op de vraag of de dagvaarding voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis van opgave van het feit. Bij de beantwoording van die vraag in het kader van een tenlastelegging op basis van artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht staat voorop dat aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging” in de zin van dat artikel op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis (HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BS1739 en HR 24 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1497).
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij 2.242 kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad en onder feit 2 is ten laste gelegd dat hij 294 virtuele kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad. In de tenlastelegging is van respectievelijk acht foto’s en vijf (virtuele) foto’s een nadere omschrijving gegeven.
Aldus voldoet de dagvaarding aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover het die acht foto’s en vijf virtuele foto’s betreft. Voor zover de tenlastelegging andere afbeeldingen en video’s betreft dan de dertien voornoemde afbeeldingen, geldt dat deze niet feitelijk zijn omschreven, maar dat slechts is volstaan met de vermelding dat er ‘seksuele gedragingen’ zichtbaar zijn, zodat de rechtbank de dagvaarding in zoverre nietig zal verklaren.
Dit staat er niet aan in de weg dat, in geval van bewezenverklaring, de rechtbank het aantal afbeeldingen meeweegt in de strafmotivering, als een relevante omstandigheid waaronder het strafbare feit is begaan (HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BS1739 en HR 24 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1497).

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op de USB-sticks van verdachte zijn kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat hij deze afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of op de onder feit 2 ten laste gelegde afbeeldingen, schijnbaar personen zijn betrokken die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 is door de officier van justitie aangevoerd dat bij de beoordeling van de vraag of op de afbeeldingen personen die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt ‘schijnbaar waren betrokken’, niet van belang is of de afbeelding niet van echt is te onderscheiden. Beoogd wordt immers te voorkomen dat kinderen die met (virtueel) kinderpornografische afbeeldingen worden geconfronteerd de indruk krijgen dat het normaal is dat kinderen dergelijke handelingen verrichten. Vanuit die beschermingsgedachte is niet relevant of de beelden van echt te onderscheiden zijn, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van het bewijs geen standpunt ingenomen.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1
In deze zaak kan worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde heeft bekend, hij nadien niets anders heeft verklaard en de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegde ter terechtzitting van 29 augustus 2014;
- het proces-verbaal digitaal onderzoek kinderpornografie;
- het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft kennis genomen van de virtuele pornografische afbeeldingen die zijn opgenomen in de tenlastelegging. Zij heeft waargenomen dat de virtuele foto’s voldoen aan de omschrijvingen zoals opgenomen in de tenlastelegging, met uitzondering van foto 3, waarop een volwassen vrouw en een persoon te zien zijn van wie niet kan worden vastgesteld dat hij kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Met betrekking tot deze afbeelding kan reeds om die reden niet worden gesproken van virtuele kinderpornografie in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte ten aanzien van foto 3 zal worden vrijgesproken van het bezit van virtuele kinderporno.
Ten aanzien van de overige foto’s overweegt de rechtbank dat de wetgever met de toevoeging van het bestanddeel ‘schijnbaar is betrokken’ het bereik van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht mede heeft willen uitbreiden tot virtuele kinderpornografie. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is bij de beantwoording van de vraag of een afbeelding binnen de delictsomschrijving valt, van belang of deze afbeelding niet van echt is te onderscheiden (HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9719). Naar het oordeel van de rechtbank is er bij de tenlastegelegde virtuele afbeeldingen weliswaar sprake van (tot op zekere hoogte) realistische pornografische afbeeldingen, maar toch zijn deze beelden van echt te onderscheiden. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat sprake is van afbeeldingen waarop te zien is dat één of meer personen – die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt –‘schijnbaar betrokken zijn’ bij seksuele handelingen in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat verdachte van feit 2 zal worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
op 19 juni 2013 te [plaats 3], een gegevensdrager (een USB-stick) bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten:
- Foto's 1, 2, 5, en 10:
Foto’s van meerdere geheel naakte jongens in de leeftijd van 8 tot en met 14 jaar, in een poserende houding waarbij het geslachtsdeel volledig zichtbaar is en
- Foto 6:
Een foto van twee jongens tussen de 8 en 12 jaar oud, die op een bank zitten. De jongens zijn beide geheel naakt. De foto is van bovenaf genomen. Jongen 1 ligt op zijn rug met zijn benen wijd en in de lucht. De benen van de jongen zijn volledig gespreid, zijn knieën zitten onder zijn oksels. Tussen de benen van jongen 1 zit jongen 2. De penis van jongen 2 zit in de anus van jongen 1. De stijve penis van jongen 1 is volledig zichtbaar, de penis van jongen 2 is gedeeltelijk zichtbaar en
- Foto 7:
Een foto van twee jongens tussen de 11 en 15 jaar oud, die op een kleed in het gras liggen. Beide jongens zijn geheel naakt. Jongen 1 ligt op zijn rug met zijn benen wijd en zijn handen onder zijn hoofd. Naast jongen 1 ligt jongen 2. Jongen 2 ligt met de rechterzijde van zijn hoofd op de buik van jongen 1, ter hoogte van zijn penis. De hand van jongen 2 ligt aan de binnenzijde van het bovenbeen, op de linkerbil, tegen de anus van jongen 1 aan. Jongen 2 heeft de stijve penis van jongen 1 in zijn mond. Jongen 2 heeft ook zijn benen wijd, hierdoor is zijn penis volledig zichtbaar en
- Foto 4:
Een foto van twee geheel naakte jongens tussen de 10 en 14 jaar oud, die in de buitenlucht op een kleed in het gras liggen. De jongens liggen beide op hun zij in tegenovergestelde richting en steunen op hun onderarmen, waardoor hun bovenlichamen het kleed niet aanraken. Jongen 1 heeft zijn beide handen ter hoogte van de stijve penis van jongen 2. De rechterhand van jongen 1 zit tussen de bovenbenen van jongen 2 tegen zijn penis aan. Jongen 1 heeft de stijve penis van jongen 2 tussen de duim en de wijsvinger van zijn
linkerhand. Jongen 2 heeft zijn linkerhand ter hoogte van het geslachtsdeel van jongen 1 liggen. De jongens kijken in de richting van elkaars penis en
- Foto 9:
Een foto van drie jongens tussen de 7 en 11 jaar oud, die naast elkaar staan en geheel naakt zijn. Jongen 1 heeft met zijn rechterhand zijn eigen penis vast en zijn linkerhand om de rug van jongen 2 heen geslagen. Jongen 2 staat in het midden en heeft zijn beide armen om de schouders van de jongens die naast hem staan heen geslagen. Jongen 3 heeft zijn rechterhand om de rug van jongen 2 heen geslagen. Jongen 3 heeft een stijve penis. Van alle drie de jongens is de penis volledig in beeld. Jongen 2 kijkt in de richting van de camera. Jongen 1 en 3 kijken in de richting van de penis van jongen 2,
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien nog niet hadden bereikt, waren betrokken in bezit heeft gehad.

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd met daarnaast eventueel een voorwaardelijk gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf consequenties zal hebben voor het sociale leven van verdachte. Verdachte heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om zich te laten behandelen en er is reeds een aanvang gemaakt met zijn behandelingen bij De Waag. Met de gezondheid van verdachte gaat het niet goed.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is met name het navolgende van belang.
De strekking van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is het tegengaan van seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie van dergelijk misbruik. Centraal hierin staat de bescherming van de (afgebeelde) jeugdige. Omdat kinderpornografie veelal een achtergrond kent van uitbuiting en misbruik van kinderen moeten niet alleen de productie en handel ervan, maar ook het bezit met kracht worden bestreden. De vraag naar en het bezit van kinderpornografie draagt immers bij aan de productie ervan en daarmee aan het misbruik van kinderen, ongeacht of de bezitter ervoor heeft betaald. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die slachtoffer zijn van kinderpornografie nog lange tijd, de niet alleen psychische, maar ook de vaak lichamelijke gevolgen ondervinden van het (seksueel) misbruik dat zij hebben moeten doorstaan en de daarmee gepaard gaande vernederingen. Het bezit van kinderpornografische afbeeldingen is dan ook een ernstig feit, waarvoor (zie de LOVS oriëntatiepunten) een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk en de rest voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden alsmede een maximale taakstraf als passende reactie wordt gezien.
Naast deze algemene uitgangspunten houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de hoeveelheid toegankelijke afbeeldingen waarover verdachte beschikte (honderden), de aard van de afbeeldingen (voornamelijk poserende kinderen) en de leeftijd van de kinderen (merendeels in de leeftijd van tien tot veertien jaar).
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte blijkens een uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 juli 2014, niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de op 13 maart 2014 omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringsambtenaar].
In het rapport wordt het recidiverisico ingeschat als laag/gemiddeld met een laag risico op onttrekken aan de voorwaarden. Wel worden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting (bij de Waag, of een soortgelijke instelling) wenselijk geacht. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven reeds gestart te zijn met zijn behandeling bij De Waag en dat hij gemotiveerd is om deze voort te zetten. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op al het voorgaande, de omstandigheid dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan die waarvan de officier van justitie is uitgegaan bij het formulieren van zijn strafeis, en in aanmerking nemende de hoge leeftijd van verdachte (hij is 77 jaar oud) en zijn broze gezondheid acht de rechtbank het niet passend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank acht bij uitstek passend aan verdachte naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. De wetgever heeft de rechter de mogelijkheid daartoe echter uit handen geslagen met de Wet beperking oplegging taakstraf (artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank moet zich daarom voor het door haar geboden geachte onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf behelpen met een –overigens forse – geldboete, een lichtere en voor delicten als deze minder passende strafmodaliteit dan een taakstraf. De rechtbank ziet ten slotte geen grond om aan verdachte een langere proeftijd op te leggen dan de gebruikelijke twee jaren.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 23, 24, 24c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart de dagvaarding partieel nietig voor zover het betreft de in de tenlastelegging opgenomen aantallen: “2242” en “294”;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van
€ 5.000,00 (VIJFDUIZEND EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van volledige betaling of volledig verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van
zestigdagen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag, of een soortgelijke zorginstelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Elkerbout, voorzitter,
mrs. C.I.H. Kerstens-Fockens en E.A. Lensink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Ekkart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2013082129, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 01 t/m 62).