Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam],
Procesverloop
Overwegingen
sentencing orderbepaald dat eiser zijn straf in het Verenigd Koninkrijk (VK) moet uitzitten. Blijkens de sentencing order heeft de President de brief van eiser bij zijn beoordeling betrokken. De sentencing order vermeldt onder meer:
“Where the accused will be released from the custody of the Special Court for any reason, the Special Court shall, as soon as possible, make such arrangements as it considers appropriate for his transfer, taking into account his views, to a State which is obliged to receive him, to another State which agrees to receive him, or to a State which has requested his extradition with the consent of the original surrendering State. In this case, the Kingdom of the Netherlands shall facilitate the transfer in accordance with this Agreement and the related arrangements.”
1.Doorvoer van de verdachte en van andere personen die door het Speciaal Hof voor Sierra Leone naar Nederland zijn overgebracht of op verzoek van het Speciaal Hof voor Sierra Leone naar Nederland zijn overgebracht of gekomen, geschiedt in opdracht van het Speciaal Hof voor Sierra Leone door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.
2.Doorvoer van de verdachte en van andere personen die door het Speciaal Hof voor Sierra Leone naar Sierra Leone worden overgebracht of door het Speciaal Hof voor Sierra Leone vanuit Nederland aan de autoriteiten van een vreemde staat worden overgedragen, geschiedt in opdracht van het Speciaal Hof voor Sierra Leone door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.
3.Het transport in Nederland buiten de onder het gezag van het Speciaal Hof voor Sierra Leone staande ruimten van de verdachte of van andere personen aan wie op last van het Speciaal Hof voor Sierra Leone hun vrijheid is ontnomen, geschiedt in opdracht van het Speciaal Hof voor Sierra Leone door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.
4.De in dit artikel bedoelde ambtenaren zijn bevoegd alle dienstige maatregelen te nemen ter beveiliging van de betrokken personen en ter voorkoming van hun ontvluchting.
De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval vaststaat dat bij de overdracht van eiser op Rotterdam Airport Nederlandse ambtenaren aanwezig waren. Daargelaten of dit louter ambtenaren van DVO waren, zoals door verweerder gesteld, kon de Nederlandse ambtenaar die naar voren stapte toen eiser vroeg: “Who amongst you all represent the Dutch Government?” door eiser worden gezien als de op dat moment bevoegde Nederlandse autoriteit. Uit eisers verklaring blijkt niet dat dit een van de eiser reeds bekende ambtenaren van DVO was. Voor de vraag of eiser een verzoek om internationale bescherming heeft geuit bij een bevoegde autoriteit, doet naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet ter zake of de aanwezige Nederlandse ambtenaren formeel slechts in opdracht van het Hof aanwezig waren. Doorslaggevend is immers of het voor eiser op het eerste gezicht aannemelijk was te achten dat de betreffende ambtenaar ter zake bevoegd was, althans ten minste nader advies had kunnen geven omtrent de wijze waarop zijn verzoek moest worden ingediend.
allerechtsmacht met betrekking tot eiser aan het Hof zou hebben overgedragen, dus inclusief de beoordeling van het risico van schending van artikel 3 van het EVRM bij overdracht van eiser aan enig ander land, Nederland nog immer gehouden was eisers verzoek om internationale bescherming te onderzoeken, omdat dit verzoek in zou kunnen houden dat het Hof tekort is geschoten in de bescherming van eisers mensenrechten. Nederland had eiser dan ook in de gelegenheid moeten stellen zijn verzoek nader te motiveren en te onderbouwen en daarover een beslissing dienen te nemen, voordat medewerking werd verleend aan de overdracht van eiser aan de autoriteiten van het VK. Nu de Vw 2000 voor die beoordeling de basis biedt, lag de bevoegdheid – en de verplichting – voor dat onderzoek en die besluitvorming bij verweerder. Dat eiser in de visie van verweerder nimmer voor een asielvergunning in aanmerking zou kunnen komen, doet daar, wat daar verder ook van zij, niet aan af. Een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM zou immers aan eisers overdracht aan het VK in de weg kunnen staan en in die zin een beletsel voor de overdracht op kunnen leveren. Door de feitelijke weigering eisers verzoek om internationale bescherming te onderzoeken en daarover een besluit te nemen, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.