Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 november 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [X], eiser
de minister van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
12 oktober 2006 heeft verweerder de mate van invaliditeit van eiser op 50% vastgesteld en hem per 9 januari 2005 een invaliditeitspensioen van € 11.468,16 per jaar toegekend. Bij besluit van 14 januari 2008 heeft verweerder de mate van invaliditeit vastgesteld op 30% en per 1 april 2008 aan eiser een invaliditeitspensioen van € 7.374,02 per jaar toegekend.
1 juli 2007 moeten zijn, omdat dat de beoogde ingangsdatum van de Regeling Ereschuld was, zo blijkt uit de ontstaansgeschiedenis van de bijzondere uitkering Ereschuld. Het optrekken van de uitvoeringsdatum naar 1 juni 2012 is daarmee in strijd. Dit geldt temeer nu voor de gewezen militairen die eveneens voor 1 juli 2007 zijn ontslagen maar die na 1 juni 2012 een eerste aanvraag voor schadevergoeding hebben ingediend geldt, dat zij een beroep kunnen doen op de veel ruimhartiger restschaderegeling van artikel 8a van het Besluit AO/IV.
1 juli 2007 zijn ontslagen en bij wie als gevolg van oorlogsomstandigheden of (een) crisisbeheersingsoperaties invaliditeit met dienstverband is vastgesteld voor zover zij op
1 juni 2012 in verband daarmee aanspraken genoten of voor die datum een eerste aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen hebben ingediend. Voor deze groep geldt dat zij, aanvullend op aanspraken, die bestaan uit het militair invaliditeitspensioen, de bijzondere invaliditeitsverhoging en diverse voorzieningen en verstrekkingen, aanspraak krijgen op een bijzondere uitkering. Deze bijzondere uitkering geldt als erkenning van hetgeen hen als militair is overkomen en de gevolgen die dat voor hen heeft gehad. De Regeling Ereschuld is neergelegd in artikel 21a van het Besluit AO/IV. Dit artikel is op 5 juli 2014 in werking getreden met terugwerkende kracht tot en met 1 juni 2012.
1 juni 2012 gedane eerste aanvraag, invaliditeit met dienstverband is vastgesteld heeft aanspraak op een eenmalige bijzondere uitkering.
Beslissing
€ 974,-;
5 november 2014.