ECLI:NL:RBDHA:2014:13349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
09/857455-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder voor verkrachting en ontucht met haar minderjarige dochter

Op 3 november 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van ernstige seksuele misdrijven tegen haar minderjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013, samen met een medeverdachte, haar dochter heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder verkrachting. De verdachte heeft haar dochter meegenomen naar een hotel in België, waar zij haar heeft gedwongen zich te verkleden in sexy lingerie en seksuele handelingen te verrichten met zowel de verdachte als de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van haar positie als moeder en de afhankelijkheid van haar dochter, die op dat moment slechts twaalf jaar oud was.

De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan het bevorderen van ontuchtige handelingen met haar dochter en het vervaardigen en verspreiden van pornografisch materiaal van haar dochter. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks het verweer van de verdediging dat er geen dwang zou zijn geweest. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte de seksuele handelingen heeft gepleegd met gebruik van psychische druk en dat het slachtoffer zich niet kon verzetten door de omstandigheden waarin zij zich bevond.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 7.500,- te betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/857455-13
Datum uitspraak: 3 november 2014

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats],
wonende [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [p.i.].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 februari 2014 (pro forma), 30 april 2014 (inhoudelijk), 22 juli 2014 (wederom pro forma) en 20 oktober 2014 (wederom inhoudelijk).
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. C. de Ceuninck van Capelle heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 10.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 10.000,-, subsidiair 85 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 7 vermelde voorwerpen zullen worden teruggeven aan de verdachte, nadat de bestanden op de computers zullen zijn gewist.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, althans in Nederland en/of in Brasschaat, althans in Belgie tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) meermalen, althans een maal, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s)
- haar/hun tong in de mond en/of de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn (medeverdachtes) penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s)
- misbruik ma(a)k(t)(en) van haar/hun overwicht/dominiantie en/of het leeftijdsverschil en/of de feitelijke machtsverhouding en/of
- die [slachtoffer]
heeft/hebben meegenomen naar een voor haar onbekend hotel in Belgiëen/of
- die [slachtoffer] (op dwingende wijze) heeft/hebben opgedragen (genoemde) seksuele
handelingen te verrichten en/of
(aldus) voor genoemde [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
EN/OF
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, althans in Nederland en/of in Brasschaat, althans in Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans een maal, met haar dochter [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) telkens:
- die [slachtoffer] seksueel prikkelende kleding laten aantrekken en/of
- die [slachtoffer] een vibrator en/of dildo, althans een daarop gelijkend voorwerp gegeven en/of
- die [slachtoffer] getongzoend en/of
- die [slachtoffer] geleerd en/of getoond hoe zij moest masturberen en/of
- haar/hun vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of over de vagina en/of de schaamstreek gewreven en/of
- de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt en/of
- haar, verdachtes, vagina door die [slachtoffer], laten likken en/of
- zijn (medeverdachtes) penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een vibrator en/of een dildo, althans een daarop gelijkend voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
zij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, althans in Nederland en/of in Brasschaat, althans in Belgie, het plegen van ontucht met haar minderjarige dochter, althans het aan haar zorg toevertrouwde minderjarige kind, [slachtoffer] (geb. [geboortedatum]) opzettelijk heeft teweeggebracht, althans heeft bevorderd, door die [slachtoffer] een vibrator/dildo te geven en/of te instrueren hoe ze moet masturberen en/of door die [slachtoffer] bij haar in bed te nemen en/of (daarbij) een of meer e-mails en/of what’s app berichten en/of sms berichten te sturen aan een of meer anderen, (onder andere) de tekst(en) met de volgende strekking:
- dat ‘ze’([slachtoffer]) nog niet zo heel ver is, maar wel bij zichzelf vingert en/of
- dat ze tegen [slachtoffer] heeft vertelt hoe ongeloofelijk heerlijk het is om hem te pijpen en/of
- dat zij ‘haar’ ([slachtoffer]) maar even laat gaan, omdat voorkomen moet worden dat ze straks echt tegenstand kreeg en/of
- ze ervoor zal zorgen dat [slachtoffer] naast haar slaapt en/of
- ze ervoor zal zorgen dat die ander de man zal zijn die [slachtoffer] als eerste zal neuken en/of
- dat ze bezig is met haar opleiding en/of
- dat zij “de paarse” aan haar ([slachtoffer]) heeft gegeven en glijmiddel en een handdoek en/of dat zij stap voor stap zal aansturen, maar niet teveel zal pushen,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, in elk geval in Nederland, een of meermalen een of meer afbeelding(en) te weten een of meer foto(s) bevattende (een) afbeelding(en) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad, zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding een seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde gedragingen bestonden uit:
een foto met daarop:
een meisje met een vermoedelijke leeftijd tussen 11 en 14 jaar oud, half liggend op een grijze en helder rode ondergrond, wat een bed kan zijn. Ze zit met de bovenkant van haar rug en haar hoofd iets hoger, vermoedelijk tegen de achterkant van dit bed. Deze achterkant is zwart van kleur. Dit meisje draagt een blauwe BH en een roodkleurige jarretel/gordeltje.
Vervolgens is te zien dat dit meisje een zwarte zogenaamde hold-up panty draagt, die tot de bovenkant van haar linker dij komt en een riempje van haar jarretel zit vast aan deze zogenaamde hold-up. Het meisje ligt met haar benen uit elkaar. De vagina van het meisje is zichtbaar en zij houdt met haar rechterhand een zwartkleurig voorwerp bij en in haar vagina;
[bestandsnaam].jpg

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
1.
in de periode van 1 januari 2013 tot en met
29 juni2013 in Brasschaat, tezamen en in vereniging met een ander, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of haar mededader
- hun tong in de mond en de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn (medeverdachtes) penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte en haar mededader
- misbruik maakten van hun overwicht/
dominantieen het leeftijdsverschil en de feitelijke machtsverhouding en
- die [slachtoffer] hebben meegenomen naar een voor haar onbekend hotel in België en
- die [slachtoffer] (op dwingende wijze) hebben opgedragen genoemde seksuele
handelingen te verrichten en
aldus voor genoemde [slachtoffer] een bedreigende situatie
hebbendoen
ontstaan;
EN
zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met
29 juni2013 te Leiden en in Brasschaat, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen met haar dochter [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en haar mededader:
- die [slachtoffer] seksueel prikkelende kleding laten aantrekken en
- die [slachtoffer] een dildo gegeven en
- die [slachtoffer] getongzoend en
- die [slachtoffer] geleerd en getoond hoe zij moest masturberen en
- hun vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en over de vagina en de schaamstreek gewreven en
- de vagina en schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt en
- haar, verdachtes, vagina door die [slachtoffer], laten likken en
- zijn (medeverdachtes) penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- een dildo, althans een daarop gelijkend voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met
29 juni2013 te Leiden, het plegen van ontucht met haar minderjarige dochter, [slachtoffer] (geb. [geboortedatum]) opzettelijk heeft teweeggebracht, door die [slachtoffer] een dildo te geven en te instrueren hoe ze moet masturberen en door die [slachtoffer] bij haar in bed te nemen en e-mails en what’s app-berichten te sturen aan een ander, onder andere de teksten met de volgende strekking:
- dat ‘ze’([slachtoffer]) nog niet zo heel ver is, maar wel bij zichzelf vingert en
- dat ze tegen [slachtoffer] heeft vertelt hoe
ongelooflijkheerlijk het is om hem te pijpen en
- dat zij ‘haar’ ([slachtoffer]) maar even laat gaan, omdat voorkomen moet worden dat ze straks echt tegenstand kreeg en
- ze ervoor zal zorgen dat [slachtoffer] naast haar slaapt en
- ze ervoor zal zorgen dat die ander de man zal zijn die [slachtoffer] als eerste zal neuken en
- dat ze bezig is met haar opleiding en
- dat zij “de paarse” aan haar ([slachtoffer]) heeft gegeven en glijmiddel en een handdoek en dat zij stap voor stap zal aansturen, maar niet teveel zal pushen;
3.
zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 september 2013 te Leiden, een afbeelding te weten een foto bevattende een afbeelding heeft verspreid en vervaardigd en in bezit gehad
enzich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding seksuele gedragingen zichtbaar zijn waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde gedragingen bestonden uit:
een meisje met een vermoedelijke leeftijd tussen 11 en 14 jaar oud, half liggend op een grijze en helder rode ondergrond, wat een bed kan zijn. Ze zit met de bovenkant van haar rug en haar hoofd iets hoger, vermoedelijk tegen de achterkant van dit bed. Deze achterkant is zwart van kleur. Dit meisje draagt een blauwe BH en een roodkleurig jarretelgordeltje.
Vervolgens is te zien dat dit meisje een zwarte zogenaamde hold-uppanty draagt, die tot de bovenkant van haar linker dij komt en een riempje van haar jarretel zit vast aan deze zogenaamde hold-up. Het meisje ligt met haar benen uit elkaar. De vagina van het meisje is zichtbaar en zij houdt met haar rechterhand een zwartkleurig voorwerp bij en in haar vagina;
[bestandsnaam].jpg

Overwegingen met betrekking tot het bewijs.

Dwang
De raadsman van de verdachte heeft verweer gevoerd, inhoudende dat de onder feit 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde verkrachting wegens het ontbreken van dwang niet kan worden bewezen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Van door een feitelijkheid dwingen is sprake indien de dader opzettelijk een zodanige psychische druk uitoefent op het slachtoffer of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie brengt dat het zich niet kan verzetten, dan wel dat de dader het slachtoffer in een zodanige (bedreigende) situatie brengt dat het zich niet aan de desbetreffende handelingen kan onttrekken. Van dwang is – kort gezegd – sprake als men toelaat wat men anders niet gedaan of geduld zou hebben.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] door haar moeder in de auto is meegenomen naar België. In Brasschaat zijn zij naar een hotel gegaan, waar [slachtoffer] zich in een hotelkamer moest verkleden en sexy lingerie moest aantrekken, aangezien de partner van verdachte, [medeverdachte] – een man die ruim dertig jaar ouder was dan [slachtoffer] – zou komen. Hierna moest [slachtoffer] seksuele handelingen verrichten/dulden met de verdachte en [medeverdachte], welke handelingen mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam. Anders dan door de raadsman is betoogd, staat voor de rechtbank vast dat [slachtoffer] hierbij heeft aangegeven dat ze het niet leuk vond, waarna tegen haar is gezegd dat zij haar mond dicht moest houden (blz. 386). Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de context van deze verklaring van [slachtoffer] afdoende dat zij het op dat moment had over de seksuele handelingen die in het hotel in België, met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] plaatsvonden. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] op dit punt te twijfelen.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer], door de afhankelijkheidsrelatie tot haar moeder waarin zij zich bevond, de omstandigheid dat zij was meegenomen naar een hotel in België, waardoor zij in haar vrijheid was beperkt, en waar zij de omgeving niet kende, alsmede door de aanwezigheid van een volwassen man die haar ver in leeftijd oversteeg, in een zodanige situatie is gebracht dat zij zich niet kon onttrekken aan de in de tenlastelegging omschreven seksuele handelingen. Dat [slachtoffer] de seksuele handelingen zonder deze omstandigheden niet zou hebben toegelaten, volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit haar verklaring dat zij het gebeurde in het hotel ‘niet leuk’ vond. De rechtbank acht het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Tongzoenen
Met betrekking tot het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde tongzoenen, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de Hoge Raad in zijn arrest van 12 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ2653), heeft bepaald dat het enkele geven van een tongzoen in de regel niet meer als verkrachting in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd. De rechtbank is echter van oordeel dat in casu geen sprake is van het enkel geven van een tongzoen, maar van een geheel aan handelingen die – wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit van het slachtoffer – op één lijn kunnen worden gesteld met geslachtsgemeenschap. Gelet op de omstandigheden die uit het dossier blijken kan naar het oordeel van de rechtbank ook het bewezenverklaarde tongzoenen als verkrachting worden gekwalificeerd.

Strafbaarheid van het feit en de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering.

Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met haar toenmalige partner gedurende een tijdsbestek van ongeveer een half jaar schuldig gemaakt aan verkrachting en het plegen van andere ingrijpende ontuchtige handelingen met haar twaalf-/dertienjarige dochter, kind van gescheiden ouders dat aan haar zorg was toevertrouwd. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan koppelarij van haar dochter en aan vervaardiging, verspreiding en het bezit van een pornografische afbeelding van die dochter. De verdachte heeft met haar handelen ernstig misbruik gemaakt van de afhankelijke positie waarin haar dochter ten opzichte van haar verkeerde, c.q. van het overwicht dat zij als moeder had. Zij heeft zich kennelijk louter en alleen laten leiden door haar eigen belangen en zich niet bekommerd om de wil en de gevoelens van haar dochter. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, te meer nu de verdachte als moeder het welzijn van haar dochter voorop had dienen stellen. De verdachte heeft met haar handelen de normale ontwikkeling van haar dochter in een kwetsbare periode van haar leven ernstig in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke ervaringen vaak langdurige en ernstige schade toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat de feiten grote gevolgen hebben gehad – en nog steeds hebben – voor het slachtoffer, is ook gebleken uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Bij vonnis van 14 mei 2014 is de mededader van de verdachte ter zake van verkrachting, ontucht en het bezit van de bedoelde pornografische afbeelding bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden. De rechtbank ziet in beginsel aanleiding om aan de verdachte – mede gelet op de LOVS oriëntatiepunten, de sectorale richtlijnen en rechterlijke uitspraken met betrekking tot soortgelijke feiten – een hogere straf op te leggen dan aan de mededader, nu de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan koppelarij, en zij een dusdanig grote rol heeft gespeeld, dat buiten kijf staat dat de strafbare feiten zonder haar bijdrage nooit hadden plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat verdachte door haar mededader gedwongen werd de haar verweten handelingen te verrichten, laat staan dat sprake was van zulk een dwang dat zij daar redelijkerwijs geen weerstand aan behoefde te bieden.
Als bijzondere omstandigheden die in dit geval strafverhogend werken heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Het slachtoffer was ten tijde van de gepleegde feiten twaalf jaar oud en derhalve vanwege haar jonge leeftijd nog bijzonder kwetsbaar. Er is door de verdachte ernstig misbruik gemaakt van de afhankelijke positie waarin haar nog jonge dochter ten opzichte van haar verkeerde, c.q. van het overwicht dat zij als moeder op haar dochter had. Bij de feiten stond het slachtoffer bovendien bloot aan gevaar voor besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen. Ten tijde van de verkrachting in Brasschaat was het slachtoffer tot slot in haar vrijheid beperkt, doordat zij was meegenomen naar een hotelkamer in het buitenland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie van 14 november 2013, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. De rechter heeft voorts acht geslagen op de rapportage van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, van 9 juli 2014, waarin de voorlopige conclusie wordt getrokken dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige stoornis van haar geestvermogens, te weten een (cognitief) lage verwerkingssnelheid en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Op basis hiervan wordt geadviseerd haar verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank neemt deze conclusie van de psycholoog over en maakt die tot de hare. In de rapportage wordt tot slot geadviseerd aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een behandeling bij een forensisch psychiatrisch polikliniek als De Waag. De verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard mee te werken aan dergelijke voorwaarden en het nut daarvan in te zien.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van vijf jaren, in beginsel passend en geboden is. In geval van oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de verdachte in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat zou betekenen dat de verdachte, na het uitzitten van ca. drie jaar en vier maanden gevangenisstraf, onder voorwaarden vervroegd in vrijheid zou worden gesteld. Als de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke straf zou opleggen, beschikt zij echter niet over de mogelijkheid om de door de psycholoog geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Daarom zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen van vier jaren waarvan acht maanden voorwaardelijk met de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Bij deze strafmodaliteit zal de verdachte niet in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, zodat zij eveneens drie jaar en vier maanden gevangenisstraf zal moeten ondergaan.

De vordering van de benadeelde partij.

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 10.000,-.
De rechtbank acht deze vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 7.500,- als vergoeding van immateriële schade, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 7.500,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade uiterlijk met ingang van 29 juni 2013 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel.

Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 7.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldoen, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
Inbeslaggenomen voorwerpen.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 7 genummerde voorwerpen .

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 55, 57, 240b, 242, 245, 248 en 250 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief:
eendaadse samenloop van
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 1, tweede cumulatief/alternatief tevens:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
het plegen van ontucht door zijn minderjarig kind met een derde opzettelijk bevorderen;
ten aanzien van feit 3:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk de toegang daartoe verschaffen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) JAREN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) MAANDENniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland op door de
reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat
noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij De Waag, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 7.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijk bepaling door haar mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €7.500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 72 (TWEEËNZEVENTIG) DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede de voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 7 genummerde voorwerpen, te weten:
- 1 stk telefoontoestel, zwart, Nokia;
- 1 stk computer, blauw, Asus eeepc;
- 1 stk navigatiesysteem, zwart, Garmin;
- 1 stk computer, zwart, Asus x73s;
- 1 stk camera, grijs, Sony dsc 370;
- 1 stk computer, zwart, Apple;
- 1 stk telefoontoestel, zwart, Samsung.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. T.L. Fernig-Rocour en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Ekkart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2014.
mr. Dolman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.