ECLI:NL:RBDHA:2014:13127
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening uitwonendenbeurs op basis van feitelijke woonomstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Minister om zijn studiefinanciering te herzien van uitwonende naar thuiswonende status, met terugwerkende kracht tot 1 juli 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikbare onderzoeksgegevens voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat eiser niet woonachtig was op het adres waar hij in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) stond ingeschreven.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante feiten en omstandigheden in acht genomen, waaronder een huisbezoek door controleurs en de rapportage die daaruit voortkwam. Eiser had gesteld dat hij op het GBA-adres woonde, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen. De controleurs hadden geconstateerd dat er op het GBA-adres meerdere personen stonden ingeschreven, terwijl de woning slechts twee slaapkamers had. Bovendien waren er weinig persoonlijke spullen van eiser aangetroffen, wat de conclusie versterkte dat hij niet op het opgegeven adres woonde.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewijslast bij de Minister lag om aan te tonen dat eiser niet op het GBA-adres woonde. Aangezien de Minister in dit geval voldoende bewijs had geleverd, heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van feitelijke omstandigheden en objectief bewijs in zaken omtrent studiefinanciering en woonstatus.