ECLI:NL:RBDHA:2014:13004
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering van onroerende zaken en belastingheffing bij verkoop onder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012. Eiseres, de eigenaar van een woning, betwistte de WOZ-waarden die door de Belastingdienst waren vastgesteld. De woning was in 2012 op een veiling verkocht voor een prijs die aanzienlijk lager was dan de WOZ-waarde. Eiseres stelde dat de verkoopprijs van € 195.000 als uitgangspunt voor de belastingheffing had moeten dienen, in plaats van de WOZ-waarden van respectievelijk € 566.000 en € 549.000 voor de jaren 2011 en 2012.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht was uitgegaan van de WOZ-waarden bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen. De rechtbank concludeerde dat de verkoop onder bijzondere omstandigheden had plaatsgevonden en dat er geen sprake was van een buitensporige last voor eiseres, die ook over andere vermogensbestanddelen beschikte en substantiële huurinkomsten genoot. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2011 gegrond, maar het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2012 ongegrond. De aanslag voor 2011 werd verlaagd tot een belastbaar inkomen van € 21.604, en het griffierecht werd aan eiseres vergoed.
De rechtbank benadrukte dat de wetgeving inzake de waardering van onroerende zaken en de belastingheffing in overeenstemming is met de Europese regelgeving, en dat er geen sprake was van een schending van het recht op ongestoord genot van eigendom. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.