Uitspraak
(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen B.V. [X], eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de Bpm-aanslag voor twee voertuigen, maar verweerder verklaarde het bezwaar voor het tweede voertuig niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift tegen de Bpm-aanslag voor voertuig 1 niet kon worden aangemerkt als ook gericht tegen voertuig 2, omdat dit niet uit de bewoordingen van het bezwaarschrift bleek. De rechtbank merkte op dat op het aanslagbiljet twee naheffingsaanslagen waren vermeld en dat tegen beide aanslagen bezwaar openstond. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding en dat verweerder het bezwaar tegen de Bpm-aanslag voor voertuig 2 terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.