Uitspraak
BESLISSINGop het beroep
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2014, gaat het om een beroep in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene, jonkheer mr. (betrokkene), heeft bezwaar gemaakt tegen een sanctiebeschikking van het CJIB, waarin zijn adellijke titel niet is vermeld. Hij stelt dat de beschikking en alle bijbehorende correspondentie niet conform de algemene basisadministratie zijn, omdat zijn titel van jonkheer ontbreekt. De kantonrechter, M.G.L. den Os-Brand, heeft het verweer van betrokkene verworpen, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel.
De kantonrechter oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sanctie. Betrokkene heeft een sanctie van € 23,-- opgelegd gekregen voor een snelheidsovertreding van 4 kilometer per uur buiten de bebouwde kom. De kantonrechter stelt vast dat de vermelding van de volledige naam, inclusief adellijke titel, op officiële documenten een wettelijke verplichting is volgens artikel 5 van de Wet op de adeldom (Woa) en het Koninklijk Besluit van 26 januari 1822.
Desondanks concludeert de kantonrechter dat de omissie van het niet vermelden van de adellijke titel niet leidt tot de nietigheid van de beschikking. De kantonrechter benadrukt dat de sanctie en de bijbehorende documenten wel degelijk rechtsgevolgen hebben, en dat de schending van artikel 5 Woa niet zo zwaarwegend is dat het beroep gegrond verklaard kan worden. Uiteindelijk verklaart de kantonrechter het beroep ongegrond, waarmee de sanctie van kracht blijft.
De beslissing kan binnen zes weken na toezending worden aangevochten bij het gerechtshof te Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.