2.33.[B.] heeft op 2 september 2013 verklaard:
“Vanochtend ging om half twee de telefoon. Ik nam slaperig op. Ik hoorde dat iemand tegen mij zei: “Vuile vieze kankerklootzak, als je een belastende verklaring aflegt vanochtend bij de rechtbank inzake de zaak [eiseres] dan ben je echt dood, zekers te weten, en je vrouw en je dochtertje ook. Zekers te weten dan ben je echt dood”. Ik was helemaal verbouwereerd. Ik hoorde rechtbank en [eiseres], en één en één is twee. Ik denk dat het de echtgenoot van [eiseres] was die tegen me sprak. Ik meende de stem van hem te herkennen. Ik ben er vrijwel heilig van overtuigd. Ik heb tegen de politie gezegd dat ik voor 90% zeker ben dat hij het was. Dit gezien de articulatie, en de manier waarop hij sprak. Ik heb acht jaar voor haar gereden en dus ook heel geregeld met hem gesproken. Tien minuten tot een kwartier later heb ik de politie gebeld. Ik werd doorverbonden met de dienstdoende officier. Hij nam mijn verhaal heel serieus en zegde mij toe dat om het half uur een politieauto door de straat zou rijden. Zij namen ons huis op in de route. Ja, ik heb overwogen om vandaag niet naar de rechtbank te komen. Ik ben hier nu puur vanwege mijn rechtsgevoel (…). Ik wil mij echt niet laten intimideren. Het is mijn eigen keus om hier te zijn, ik ben door niemand over gehaald. Ik vind het wel heel moeilijk om hier te zijn.
U vraagt mij of er iets is dat ik mij vóórdat het incident van vannacht plaatsvond, al had voorgenomen om in ieder geval aan de rechtbank te zeggen vandaag. Wat ik kwijt wil: alles wat ik wilde zeggen staat in de verklaring van Hoffmann. Ik ben tweemaal door Hoffmann gehoord. Ik sta 100% achter wat ik toen heb verklaard. De twee verslagen van (alleen) mijn gesprekken met Hoffmann heb ik vannacht doorgelezen. Ik heb geen andere verklaringen uit het rapport Hoffmann doorgelezen. Ik kon toch niet meer slapen. Ik wil niets aan deze verklaringen toevoegen of erbij opmerken. Ik wil [eiseres] niet zwart maken, maar ik heb naar waarheid verklaard. Ik ben net terug van drie weken vakantie, die begon op 5 augustus 2013. Vóór mijn vakantie heb ik ter voorbereiding van dit verhoor een gesprek gehad met mr. Uhlenbroek, de heer [L.] en de secretaresse [A.]. Volgens mij, maar ik weet het niet zeker, zat Ron [F.] daar ook bij. (…)
Het klopt dat [eiseres] privé gebruik maakte van de dienstauto. Bij mijn aantreden had ze dat ook meteen gezegd. U vraagt mij naar de omvang van het privé gebruik. Deze was niet extreem. Dit weet ik omdat ik de auto steeds op donderdagavond afgetankt bij haar achterliet en ik dan de kilometerteller op nul zette. In 2005 t/m 2006 heb ik de kilometers bijgehouden, daarna niet meer. Over de gehele periode dat zij bestuursvoorzitter was en ik voor haar reed, zal het gaan om gemiddeld 200 kilometer per weekend. Dit baseer ik op de kilometerteller die ik iedere donderdagavond op nul zette.
De agenda werd aangepast op initiatief van [eiseres]. Dit was rond de NOS uitzending, ik weet niet meer precies wanneer. Op een gegeven moment zei [eiseres] tegen mij: “[B.], weet jij of de bekeuringen die ik privé heb gekregen tijdens het weekend geregistreerd zijn bij het COA”. Ik zei: “ik weet het niet, jij betaalt ze toch zelf?” Toen heeft de secretaresse navraag gedaan, omdat zij de enige is die dat kan doen. U vraagt of ik een rol had bij het aanpassen van de agenda. Ja, [eiseres] vroeg aan de secretaresse ([eiseres] stond toen in de deuropening), om van de privé bekeuringen zakelijke ritten te maken. Zij vroeg dat in mijn aanwezigheid. [A.] keek toen heel verschrikt op en vroeg hoe ze dat moest doen, waarop ik heb gezegd: “[A.], ik help je wel, want ik ben topografisch beter dan jij.” Ik weet niet of [eiseres] ook aan anderen soortgelijke opdrachten heeft gegeven. Dat weet ik niet, in ieder geval niet aan mij.
De haal/brengactiviteiten voor [eiseres] vonden niet altijd in aansluiting op de werkactiviteiten van [eiseres] plaats, in ieder geval niet als ik haar bracht of haalde op vrijdag of in het weekend. (…)
Op vragen van mr. Willemsen antwoord ik dat ik absoluut nooit onder druk ben gezet om een bepaalde verklaring af te leggen. Het is wel zo dat ik er niet blij mee was en dat ik moe(s(t)) verklaren. [M.] zei: “Vertel altijd de waarheid en niets anders dan de waarheid. Dan kan je ook nooit in een valkuil vallen.” Later zei [L.] dat ook.
[M.] heeft mij gevraagd om gehoord te worden door Hoffmann. De aanleiding was de ontkenning van het privé gebruik van de auto door [eiseres] tegenover de Onderzoekscommissie COA. In de auto praat je geregeld met elkaar. [M.] vroeg mij toen naar het privé gebruik van de auto. Ik wist toen niet dat het niet mocht.
Op vragen van mr. Uhlenbroek: (…)
Ik kan niet verklaren waarom ik in mijn verklaring bij Hoffmann de datum van 13 september 2011 heb genoemd als de datum waarop de agenda is aangepast. Het enige dat ik kan bedenken is dat er sprake van was dat de uitzending eerder uitgezonden zou worden. De NOS zou eerst een week daarvoor uitzenden. Met spoed zijn [eiseres] en ik toen teruggekomen uit Drachten, omdat er ’s avonds een uitzending zou zijn. Ik denk dat hierin de verklaring gezocht kan worden dat ik heb verklaard dat de werkbezoeken op 13 september 2011 ingepland zijn. Het zou goed mogelijk zijn dat ik me een week heb vergist.
Op het vliegveld, als ik [eiseres] had weggebracht, heb ik zelden of nooit stukken aan haar overhandigd. Dat kon ook niet, we zaten met vijf personen in de auto met bagage. Er kon geen envelop meer bij. [eiseres] werkte tijdens die ritten ook niet. Ik haalde de dienstauto leeg op het moment dat ik hen wegbracht naar Schiphol of weer ophaalde. Ik kreeg geregeld weekendpost mee van de secretaresse, die tas liet ik in mijn eigen auto liggen tot het moment dat ik de familie [eiseres] thuis had afgezet na de vakantie en alle bagage uit de dienstauto had uitgeladen. Soms gaf ik haar een los envelopje namens de secretaresse die ze onderweg van of naar het vliegveld al wel openmaakte en soms niet. Ik heb ook weleens meegemaakt dat [eiseres] alleen met haar echtgenoot in de auto zat op weg naar het vliegveld, zonder kinderen. Het is een keer voorgekomen, ik meen dat het in 2010 was, dat de broer van [eiseres] ook op het vliegveld stond met een grote auto om de familie [eiseres] op te halen, terwijl ik er ook stond. Ik bleek toch niet voor niets gekomen, want de broer nam de kinderen en de bagage mee in zijn auto, en [eiseres] ging met haar man met mij mee. (…)
Er is mij niet enig voordeel in het vooruitzicht gesteld als ik een verklaring bij Hoffmann en/of de rechtbank zou afleggen.
Het was voor mij niet altijd duidelijk of een rit privé of zakelijk was. Dat was mij wel duidelijk toen [eiseres] op een donderdagavond belde dat zij de volgende avond naar een modeshow van ene [eiseres] moest. Hier ging het duidelijk om een privérit, maar bij het vervoer van en naar het vliegveld was ik hier niet zeker van. Het COA heeft mij nooit duidelijk gemaakt wat privé en zakelijk was, voor mij waren alle ritten met [eiseres] zakelijke ritten en zo registreerde ik ze ook. (…)
Op vragen van mr. Verbeek (…)
Zoals gezegd heeft [eiseres] mij bij haar aantreden verteld dat zij de auto privé gebruikte. Daarbij spraken we af dat ik doordeweeks de dienstauto mocht gebruiken, omdat dit voor mij gemakkelijk was. Mijn vrouw had namelijk onze eigen auto nodig voor haar werk. Op donderdagavond liet ik dan, volgens onze afspraak, de auto bij haar achter. Ik heb nooit met [eiseres] overlegd hoe ik de ritten zou registreren: zakelijk of niet.
[M.] heeft aan mij verteld dat het onderzoek van Hoffmann betrekking had op het privé gebruik van de dienstauto door [eiseres]. [M.] kwam na het gesprek met de Onderzoekscommissie COA briesend naar buiten en zei: “Ze zegt nog steeds dat ze nog nooit privé gebruik heeft gemaakt van de auto en zij beschuldigt jou en de vorige financieel directeur dat de nieuwe Audi A8 was aangeschaft.” Ik werd verschrikkelijk boos en heb toen uit boosheid tegen [M.] gezegd: “Ze kan me nog meer vertellen, maar zij heeft de agenda zitten manipuleren.” [M.] en ik zijn toen linea recta naar de onderzoekscommissie teruggegaan en daar heb ik alles verteld.
Op vragen van mr. Van Strien (…)
Ik weet niet waarom ik niet bij Hoffmann heb verklaard dat er sprake was van verschillende data waarop de uitzending van de NOS over het COA zou plaatsvinden. Ik zag hiertoe ook geen aanleiding. Ik heb de uitzending gezien. Drie minuten later hing ik met [eiseres] aan de telefoon. De wijzigingen in de agenda zijn volgens mij een dag daarna ingevoerd. Die dag was er de gebruikelijke bestuursvergadering.
Het was mij totaal niet bekend waar de uitzending van de NOS over zou gaan. Er werd gezegd dat de uitzending over het COA in het algemeen zou gaan en ik wist niet dat het specifiek over [eiseres] zou gaan.
[M.] heeft mij gevraagd om mee te werken aan het onderzoek van Hoffmann. Ik weet niet meer wanneer dit was. Dit was een week of vier voor het onderzoek, denk ik. Ik heb geen overleg met anderen (waaronder [A.]) hierover gehad. U vraagt mij of [A.] en ik hebben afgesproken wat we zouden verklaren of niet. Iets is gegaan zoals het gegaan is, daar valt niets over af te spreken. In het algemeen vind ik het logisch dat ik overleg voer met de directiesecretaresse. We zijn een twee-eenheid gelet op onze functies. Daarbij hebben we allebei een vertrouwenspositie. Het zat en zit [A.] hoog dat zij voor altijd is gebrandmerkt als de secretaresse van [eiseres] en mij dat ik de klokkenluider van het COA word genoemd binnen de directiechauffeurs. Voorlopig hoef ik niet ergens anders aan te kloppen als ik een baan zoek. [A.] en ik hebben goed contact met elkaar, ook nu nog. We praten veel over wat deze kwestie met ons doet. Ik herhaal: wat ik heb verklaard bij Hoffmann is mijn waarheid en daar blijf ik achter staan. Dat hoef ik met niemand kort te sluiten. Ik herhaal: ik weet niet beter dan dat de agenda is aangepast de dag na de uitzending van de NOS. (…)”
[B.] heeft op 5 september 2014 (voortzetting van het verhoor) verklaard:
Ik heb naar aanleiding van het verhoor van afgelopen maandag geen opmerkingen. Ik blijf bij de verklaring. Het gaat redelijk met me, al heeft wat er zondagnacht is gebeurd een grote impact op mij.
Op vragen van mr. Van Strien: (…)
U citeert uit het Hoffmann rapport, het verslag van het eerste interview: “Bij de onderzoekscommissie is niet gesproken over werkbezoeken in het weekend, ik heb dat later met [M.] besproken”. Ik refereer hier aan mijn eigen interview met onder meer mevrouw [N.] van de commissie [X.]. In dat interview is mij niet gevraagd naar werkbezoeken, dus daar heb ik ook niet over gesproken. Het gesprek met [M.] was pas enige tijd later (waarover zo meer).
Afgelopen maandag heb ik inderdaad verklaard dat [M.] op enig moment briesend uit zijn gesprek met de onderzoekscommissie kwam lopen en mij vertelde waarvan [eiseres] mij beschuldigde. Hierop heb ik maandag verklaard dat ik “alles” heb verteld. Met dat “alles” bedoel ik alleen het manipuleren van de agenda. Ik heb [M.] verteld: “Als zij dat mij in de schoenen schuift, heb ik ook nog wat. Zij heeft bekeuringen die zij privé heeft gekregen proberen weg te boeken door er zakelijke ritten van te maken”. [M.] zei toen, we stonden al op het punt van weg gaan: “Wil je dit bij de onderzoekscommissie verklaren?”. Ik zei ja en [M.] zei: “Dan gaan we terug”. Dit was de eerste keer dat ik de heer [X.] zelf heb ontmoet, want bij het gesprek dat ik met de Commissie had was niet hij maar mevrouw [N.] aanwezig. [M.] en ik hebben toen nog ongeveer tien minuten met de aanwezige mensen van de Commissie gesproken. Ik was met [M.] mee als chauffeur. Ik weet niet of hij op die dag een interview had met de Commissie. Ik weet niet hoelang we ter plaatse zijn geweest. Ik heb hem volgens mij halverwege de middag afgezet, ik ben daar gebleven, dus heel lang kan het niet geweest zijn. Ja, ik heb inderdaad aan de commissie verteld dat ik had gehoord dat [eiseres] mij had beschuldigd van de aanschaf van de auto. Ik heb gezegd dat dat de aanleiding was om over de agenda te vertellen. De commissie reageerde niet op dit verhaal over de Audi. Er is in dat gesprek niet over de werkbezoeken gesproken, het ging sec over bekeuringen en dat [eiseres] aan [A.] en mij had gevraagd om die weg te schrijven. Ik heb verteld dat [A.] in opdracht van [eiseres] de agenda heeft veranderd. Ik wist op dat moment niet anders dan dat [A.] de agenda had aangepast op de data waarop er privé bekeuringen waren. Pas veel later heb ik begrepen dat er ook agenda aanpassingen op andere data zijn geweest, dit om het allemaal niet te veel te laten opvallen, maar dat wist ik toen niet. (…)
Het gesprekje heeft misschien tien minuten geduurd. Zoals gezegd stonden de mensen al op het punt van vertrek. Er was ook niet veel te vertellen. Het enige dat ik heb gemeld dat er manipulatie van de agenda was geweest in verband met de bekeuringen. De Commissie heeft mij niet gezegd dat ze mij hierover nog een keer wilde spreken. Naar aanleiding van deze mededeling aan de Commissie is bureau Hoffmann ingeschakeld. Dat weet ik, omdat [M.] tegen mij heeft gezegd dat hij het ging uitzoeken. Het duurde ongeveer drie tot vier weken tot ik door Hoffmann werd gehoord. (…)
U geeft aan dat ik in mijn verhoor van afgelopen maandag heb verklaard dat het enige dat ik kan bedenken dat ik de datum van 13 september bij Hoffmann heb genoemd als datum van het aanpassen van de agenda, is dat er sprake van was dat de NOS-uitzending een week eerder zou zijn. Vervolgens zou ik maandag hebben verklaard. Met spoed zijn [eiseres] en ik toen teruggekomen uit Drachten, omdat er ’s avonds een uitzending zou zijn. U houdt mij voor dat uit de agenda die bij het Hoffmann rapport is gevoegd blijkt dat het bezoek aan Drachten plaatsvond 14 september 2011 en u vraagt mij om een reactie daarop. Ja, dat weet ik eigenlijk niet, het scheelt eigenlijk maar een dag. Wat maakt een dag uit? Het kan ook een dag later zijn geweest. Er was al veel vaker sprake van dat de uitzending zou plaatsvinden. Er sudderde al iets vanaf april/mei. Ik heb geen verband willen leggen tussen Drachten en het aanpassen van de agenda.
[eiseres] vroeg [A.], de dag na de uitzending van de NOS, vanuit de deuropening van de kamer van [A.], om haar agenda aan te passen. Albayraks letterlijke woorden waren: “[A.], wil jij van de bekeuringen zakelijke ritten maken?”. U vraagt mij of dit op dezelfde dag was als waarop [eiseres] mij vroeg of ik wist of haar privé bekeuringen bij het COA stonden geregistreerd. Ik meen van wel, maar 100% zeker weet ik het niet. Het was ’s ochtends vroeg toen ik [eiseres] ophaalde toen ze mij dat vroeg over de registratie. Het gesprek in de auto ging min of meer als volgt. [eiseres]: “[B.], weet jij of mijn bekeuringen geregistreerd staan bij het COA”. Ik: “Dat weet ik niet, ik vermoed van niet want je hebt ze privé betaald”. [eiseres]: “Ik zal wel even laten nagaan of het zo is”. Ik: “Waarom zou je dat doen, want je hebt ze toch betaald?”. Ik herinner mij dat ik [eiseres] heb gevraagd waarom zij de agenda zou aanpassen, omdat ze de bekeuringen toch zelf betaald, maar ik weet niet meer wanneer ik dat heb gezegd. Of dat in de auto al ter sprake is geweest of pas later op de kamer met [A.]. [eiseres] heeft wel gezegd dat ze deze aanpassing van de agenda wilde “voor de beeldvorming”. (…)
Ik heb [A.] geholpen bij het achteraf inplannen van de werkbezoeken, omdat zij zo verschrikt keek bij de opdracht van [eiseres] en ik beter topografisch onderlegd ben. Ik herinner mij dat we een rit op de A4 vanuit Rotterdam naar Alkmaar geconstrueerd hebben, omdat dat paste bij een boete op de A4. [A.] had een A4’tje voor zich toen wij de agenda gingen aanpassen waarop de bekeuringen stonden. Ik weet niet of het een A4-tje was, het was een lijstje, ik weet niet of het meer A4’tjes waren en wat er op stond. Meer details van wat er op dit A4’tje stond heb ik niet. Op dat moment was [eiseres] er niet bij. Er zaten allemaal mensen in haar kamer. Zij ging snel weer naar binnen. Ik was niet bekend met de specifieke bekeuringen, ik wist alleen dat er een paar waren. Ik weet niet of er ook bekeuringen waren waarvoor er geen werkbezoeken zijn ingepland.
Ik weet niet meer precies hoelang na het verzoek van [eiseres] wij de agenda zijn gaan aanpassen. Het kan een halfuurtje, maar ook een uurtje zijn geweest.
U houdt mij voor de verklaring van [A.] van afgelopen maandag waarin zij heeft gezegd dat [eiseres] met mij zou hebben kortgesloten dat [A.] wat afspraken in de agenda zou zetten. Hiervan is mij niets bekend. Kennelijk heeft [A.] verklaard dat ik haar heb verzocht om afspraken in de agenda te zetten. Dat is niet juist, [eiseres] heeft die opdracht gegeven. (…)
U, mr. Willemsen, vraagt mij of het kan zijn dat ik al met [A.] had besproken wat ik in de auto van [eiseres] had gehoord voordat het gesprek bij haar op de kamer met [eiseres] in de deuropening plaatsvond. Ja, dat kan zo zijn. Dat ging over de registratie van haar privé bekeuringen.”