Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de vennootschap onder firma [eiseres],
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
Procesverloop
Overwegingen
Het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift
Toetsen aan het prioriteitgenietend aanbod betekent niet dat het UWV moet aantonen dat dit aanbod concreet voor de werkgever geschikt en beschikbaar is. Het is aan de werkgever om zelf actief dit aanbod te werven en te benaderen. Er is ook sprake van prioriteitgenietend aanbod indien werkzoekenden pas na een inwerkperiode of na enige scholing aan de functie-eisen voldoen. Als prioriteitgenietend aanbod aanwezig is, wordt geen vergunning verleend.Ten aanzien van tewerkstelling in Chinees-Indische restaurants alsmede grillrooms, pizzeria’s, shoarma-zaken, koffie- en eethuizen en dergelijke zal een vergunning in de regel geweigerd worden als algemeen bedienend keukenpersoneel op de arbeidsmarkt aanwezig is.Ook voor andere restaurants met een specifieke keuken zal getoetst worden of voor het bereiden van de specifieke gerechten met een korte opleiding kan worden volstaan, dan wel of eventuele specialiteiten ook door reeds beschikbaar personeel kunnen worden vervaardigd.
De beroepsgrond slaagt niet.
De vraag of verweerder terecht heeft aangenomen dat sprake is van pga, terwijl verweerder volgens eiseres in het verleden voor een gelijke vacature aannam dat sprake was van onvoldoende pga, en de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen (relevante) gewaarmerkte diploma’s en getuigschriften heeft overgelegd, zal de rechtbank in het navolgende, onder 6 en 7, beoordelen aan de hand van de door eiseres in dat verband aangevoerde beroepsgronden.
Ter zitting heeft verweerder ter onderbouwing van zijn stelling een e-mailbericht van 7 mei 2012 overgelegd van de Nederlandse ambassade in New Delhi (India) aan verweerder, met bijgevoegd een lijst met koksopleidingen in India.
Nu, anders dan bij de aanvragen van eiseres die zijn gehonoreerd in 2011, verweerder thans beschikt over informatie waaruit blijkt dat er gespecialiseerde koksopleidingen in India zijn, is geen sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet. Voorts ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder met de afwijzing van de onderhavige aanvraag het beginsel van rechtszekerheid heeft geschonden, noch dat verweerder een rechtens te honoreren verwachting heeft gewekt dat bij iedere aanvraag, niettegenstaande nieuwe feiten of omstandigheden, steeds zou worden afgeweken van het diplomavereiste. Daarbij komt dat verweerder niet kan worden gehouden om een praktijk waarbij werd afgeweken van het bepaalde in paragraaf 12 Uitvoeringsregels (oud), zonder dat daartoe een bevoegdheid bestond, te blijven voortzetten. Ook artikel 3 RuWav 2014, eveneens een ministeriële regeling, biedt immers niet de mogelijkheid tot inherente afwijking met toepassing van artikel 4:84 Awb.
Het feit dat de werknemer afkomstig is uit Pakistan en niet uit India, waarop eiseres ter zitting nog heeft gewezen, doet aan hetgeen in het voorgaande is overwogen niet af, nu blijkens de toelichting van verweerder ter zitting hij vorenbedoelde praktijk tot 2012 hanteerde voor alle koks in de Indiase keuken, ongeacht hun herkomst of nationaliteit, zoals ook blijkt uit het feit dat de eerdere twv-en die aan eiseres in 2011 zijn verleend ook betrekking hadden op werknemers afkomstig uit Pakistan. Ook ten aanzien van werknemers afkomstig uit Pakistan is verweerder niet gehouden af te wijken van het bepaalde in (thans) artikel 3 RuWav 2014.
De beroepsgrond slaagt niet.
Nu eiseres voornoemd algemene diploma van de werknemer, voorzien van een diplomawaardering, reeds bij haar aanvraag had overgelegd, heeft verweerder voornoemd standpunt echter ten onrechte niet kenbaar betrokken in het bestreden besluit. In zoverre is sprake van een motiveringsgebrek en is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb. De rechtbank ziet daarin evenwel geen aanleiding tot vernietiging van het bestreden besluit, nu, gelet op het standpunt van verweerder ter zitting dat slechts een vakdiploma relevant is, niet is gebleken dat eiseres door het motiveringsgebrek is benadeeld. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 Awb in stand laten.
Nu verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen gewaardeerd vakdiploma heeft overgelegd, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van hetgeen eiseres heeft aangevoerd tegen het standpunt van verweerder dat het overgelegde vakdiploma betrekking heeft op cursorisch onderwijs.
De beroepsgrond slaagt niet.
De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 28 januari 2014, ongegrond.