Op 3 juli 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van verkrachting van een twaalfjarig meisje, aangeduid als [slachtoffer]. De zaak kwam ter terechtzitting na een aangifte van de moeder van [slachtoffer], die meldde dat haar dochter die avond was verkracht door de verdachte, die op dat moment zeventien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en [slachtoffer] op een feestje waren waar alcohol werd genuttigd. De verdachte heeft verklaard dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer], maar dat dit met haar instemming was gebeurd. De officier van justitie vorderde vrijspraak van de verkrachting, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verkrachting, gezien het leeftijdsverschil en de toestand van het slachtoffer, die onder invloed van alcohol was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn gedragingen en het feit dat hij wist dat [slachtoffer] dronken was, haar heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte werd schuldig bevonden aan verkrachting en kreeg een jeugddetentie van 270 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door jeugdreclassering. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tweede tenlastelegging van ontucht met een ander slachtoffer, [slachtoffer 2], omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was.