ECLI:NL:HR:2006:AY6940
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Dwingen tot seksuele handelingen door feitelijkheden in de strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkrachting, meermalen gepleegd, en had beroep in cassatie ingesteld tegen deze veroordeling. De Hoge Raad heeft de feiten vastgesteld, waarbij het hof had geoordeeld dat de verdachte het slachtoffer door feitelijkheden had gedwongen tot seksuele handelingen, in strijd met artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof had vastgesteld dat het slachtoffer aanvankelijk had aangegeven niet in te willen gaan op de seksuele toenadering van de verdachte, maar dat de verdachte opzettelijk voorbijging aan deze weigering door het slachtoffer te dwingen zich te wassen, haar kleding uit te trekken en seksuele handelingen te ondergaan. De Hoge Raad oordeelde dat het hof op juiste wijze had geoordeeld dat er sprake was van 'door feitelijkheden dwingen' en dat de gedragingen van de verdachte een zodanig overwicht opleverden dat het slachtoffer zich gedwongen voelde om aan de wensen van de verdachte te voldoen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het hof werd bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot drie jaren en zes maanden gevangenisstraf, met toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.