Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 24 juli 2013 waarbij Ajinomoto is toegestaan Global te dagvaarden in een procedure volgens het versnelde regime in octrooizaken;
- de dagvaarding van 25 juli 2013, tevens inhoudende een provisionele eis, met de producties 1 tot en met 24,
2.De feiten
L-amino acid-producing microorganism and method for producing L-amino acid, op 23 september 2009 verleend op een aanvrage van 28 januari 2005 met beroep op de prioriteitsdatum 30 januari 2004 op basis van een Japanse octrooi-aanvrage
.Het octrooi is verleend voor onder meer Nederland.
(a) a DNA comprising a nucleotide sequence of SEQ ID NO:1;
(b) a DNA hybridizable under stringent conditions with a nucleotide sequence of SEQ ID NO: 1, and wherein said DNA encodes a protein having an L-amino acid-export ability;
(c) a DNA having a nucleotide sequence of nucleotide numbers 49 to 948 in SEQ ID NO:1; and
(d) a DNA hybridizable under stringent conditions with a nucleotide sequence of nucleotide numbers 49 to 948 in SEQ ID NO:1, and wherein said DNA encodes a protein having an L-amino acid-export ability.
(A) an amino acid sequence of SEQ ID NO:2,
(B) an amino acid sequence of SEQ ID NO:2 including substitutions, deletions, or insertions, of one to 20 amino acid residues,
(C) an amino acid sequence of amino acid numbers 17 to 315 in SEQ ID NO:2, and
(D) an amino acid sequence of amino acid numbers 17 to 315 in SEQ ID NO:2 including substitutions, deletions, or insertions, of one to 20 amino acid residues.
(a) een DNA omvattende een nucleotidesequentie SEQ ID NO:1;
(b) een DNA dat onder strikte condities hybridiseerbaar is met een nucleotidesequentie SEQ ID NO:1 en waarbij het DNA voor een eiwit met een L-aminozuur-exporterend vermogen codeert;
(c) een DNA met een nucleotidesequentie van nucleotidenummers 49 tot en met 948 in SEQ ID NO:1; en
(d) een DNA dat onder strikte condities hybridiseerbaar is met een nucleotidesequentie van nucleotidenummers 49 tot en met 948 in SEQ ID NO:1, en waarbij het DNA voor een eiwit met een L-aminozuur-exporterend vermogen codeert.
(A) een aminozuursequentie SEQ ID NO:2,
(B) een aminozuursequentie SEQ ID NO:2 inclusief substituties, verwijderingen of inserties van een tot 20 aminozuurresten,
(C) een aminozuursequentie van aminozuurnummers 17 tot en met 315 in SEQ ID NO:2 en
(D) een aminozuursequentie van aminozuurnummers 17 tot en met 315 in SEQ ID NO:2 inclusief substituties, verwijderingen of inserties een tot 20 aminozuurresten.
L-aminozuur-exporterende vermogen van het micro-organisme verhoogd is door de genoemde verhoging van de expressie van het ybjE-gen.
L-aminozuur gekozen is uit de groep bestaande uit L-lysine, L-arginine, L-ornithine,
L-histidine, L-isoleucine, L-treonine, L-proline, L-fenylalanine, L-cysteine en
L glutaminezuur.
L-treonine, L-proline, L-fenylalanine, L-cysteine en L-glutaminezuur.
Corynebacteriumbacterium is known for producing L-lysine (W097/23597) or L-arginine (US Patent Publication 2003-0113899). A method of enhancing the expression of rhtA, B, C gene (JP 2000-189177A) and yfiK, yahN gene (EP 1016710A), which have been suggested to be involved in export of L-amino acids, in cells of Escherichia bacterium are also known.
Process for the microbial production of amino acids by boosted activity of export carriers. De in het Engels gestelde
abstractvan deze publicatie vermeldt:
lysE-genwordt gevonden in het DNA van de bacterie
Corynebacterium glutamicum (C. glutamicum), hoe wordt vastgesteld dat dit gen codeert voor het L-lysine transporteiwit en hoe, door analyse met het computerprogramma PHD.HTM, wordt vastgesteld dat dit eiwit zes transmembraanhelices heeft. Vervolgens wordt beschreven hoe aan de hand van de aminozuursequentie van
lysEis gezocht naar soortgelijke genen in het DNA van
Escherichia coli(
E. coli). De beschrijving vermeldt als resultaat een gen, in figuur 2 genoemd
Ygga, als volgt:
Principles of Gene Manipulation, 6e editie, vermeldt een drietal databases voor eiwitsequenties als volgt.
ybjE-gen. De voor deze beslissing relevante tekst is gemarkeerd.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.Bevoegdheid
5.De technische achtergrond van het octrooi
E. colien
C. glutamicum.
6.De standpunten van partijen met betrekking tot de inventiviteit van EP 318
E. coli [4] en het vervolgens tot overexpressie brengen van dit gen
in E. coli, met als effect een verhoging van de lysineproductie.
E. coliin kaart gebracht. Deze publicatie heeft veel aandacht gekregen en alle vaklieden die met
E. coliwerkten zullen van de publicatie kennis hebben genomen. De vakman zou het artikel daarom raadplegen.
E.colien vermeldt dat er 281 genen zijn die mogelijk coderen voor transporteiwitten.
ybjE-gen. Dit gen codeert namelijk voor een eiwit met zes transmembraanhelices.
E. colial geanalyseerd waren. De resultaten daarvan waren terug te vinden in diverse databanken, zoals de
Swiss-Prot database.
ybjE-gen, kloneren, tot overexpressie brengen, en het effect op de lysineproductie meten. De vakman identificeert dan het
ybjE-gen.
hindsight. De vakman die de aminozuurproductie wil verbeteren heeft geen reden specifiek te zoeken in documenten met betrekking tot transporteiwitten. Omdat, zoals hierna uiteengezet, het gen dat codeert voor het transporteiwit in
E. colial was gevonden, is WO 597 ook om die reden niet
the most promising springboard.
Ygga-gen. De vakman zou er vanuit gaan dat het eiwit dat gecodeerd wordt door het
Ygga-gen het enige aminozuurtransporteiwit is omdat WO 597 op pagina 5 regels 17-19 leert dat er slechts één specifiek eiwit verantwoordelijk is voor het transport van aminozuren in een micro-organisme. Het zoeken naar een alternatief gaat lijnrecht in tegen de leer van WO 597.
E. coli-gen dat codeert voor een transporteiwit omdat dit gen in WO 597 als is gevonden. De vakman zou andere wegen inslaan.
E. coliheeft bepaald, maar niet beschrijft welke functies de eiwitten hebben waarvoor de verschillende genen coderen.
Ygga-gen wordt gevonden aan de hand van sequentiehomologie (de mate waarin de sequenties van de eiwitten overeenkomen) en niet structuurhomologie (de mate waarin de ruimtelijke structuur – bijvoorbeeld een (transmembraan)helix – van eiwitten overeenkomen). Het aantal transmembraanhelices van een eiwit zegt niets over de functie van het eiwit. Het lag voor de vakman dus ook niet voor de hand om aan de hand van het aantal transmembraanhelices op zoek te gaan naar een gen voor een aminozuurtransporteiwit in
E. coli.Als de vakman, zoals in WO 597 is beschreven, op basis van sequentiehomologie gaat zoeken in een databank, zou de vakman niet bij het
ybjE-gen uitkomen omdat deze homologie tussen het
lysE-gen en het
ybjE-gen erg laag is.
ybjE-gen niet gevonden omdat deze programma’s voor het
ybjE-gen 9 of 10 transmembraanhelices voorspellen.
undue burden. Het tot overexpressie brengen van genen stond bekend als lastig en mislukte vaak. Aan dit onderzoek zou de vakman, die gelet op het voorgaande al niet erg gemotiveerd is, niet beginnen.
7.Beoordeling van de inventiviteit van EP 318
ybjE-gen. Hermann of Kirchner staan verder van de geclaimde materie af. Dat WO 597 geen goed uitgangspunt voor de vakman zou vormen berust op de, hierna te bespreken, onjuiste stelling van Ajinomoto dat de vakman in WO 597 geen aansporing zou vinden te zoeken naar alternatieven voor het
lysE-gen.
ybjE-gen verhoogd is c) waarbij het
ybjE-gen is gespecificeerd door in het octrooi nader aangegeven nucleotidensequenties. De enige verschilmaatregel met WO 597 is dat in WO 597 de expressie van het
lysE-gen is verhoogd en in conclusie 1 dat van het
ybjE-gen.
lysEgemodificeerde stam. Dat de maatregelen van conclusie 1 leiden tot verbetering van de L-aminozuuropbrengst ten opzichte van hetgeen bekend was uit WO 597 is door Ajinomoto echter niet gemotiveerd en blijkt niet uit het octrooi. Nu een ander technisch voordeel van de maatregelen van conclusie 1 niet is aangevoerd, is met Global aan te nemen dat als het objectieve technische probleem moet worden aangemerkt het verschaffen van een alternatief voor het in WO 597 geopenbaarde
lysE-gen dat codeert voor eiwitten die een micro-organisme een L-aminozuur-producerend vermogen geven.
“Es wurde nunmehr überraschenderweise gefunden, daβ die für den Export von Aminosäuren zuständigen bzw. geeigneten Membranproteine 6 transmembrane Helices aufweisen (…) Damit liegt hier eine bisher noch nicht beschriebene und somit neue Klasse von Membranproteinen vor”). De vakman zou daarom – mogelijk naast onderzoek naar sequentiehomologie - zijn aandacht ook zeker richten op membraaneiwitten met zes transmembraanhelices.
Ygga-gen in
E. coli, waarvan in WO 597 volgens Ajinomoto zou zijn vastgesteld dat het het transport van alle aminozuren in
E. coliin het algemeen reguleert, waarmee het probleem reeds zou zijn opgelost, zou de vakman niet van dit onderzoek wegleiden. Het betoog van Ajinomoto wordt feitelijk niet door WO 597 ondersteund. Uit het bij herhaling gebruikte woord ‘
entsprechend’ in de passage op pagina 5 blijkt namelijk al dat volgens WO 597 één specifiek gen de export van één bepaald aminozuur reguleert, niet van alle aminozuren. Het
Ygga-gen is bovendien gevonden in
E. coli. Voor andere micro-organismen dan
E. colien
C. glutamicum(waarin het
lysE-gen werd gevonden) is geen gen coderend voor een aminozuur-transporteiwit in WO 597 beschreven. De vakman heeft dus op basis van WO 597 geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er geen alternatieven zijn voor het
lysE-gen bij het bewerkstelligen van L-aminozuur-producerend vermogen van een micro-organisme (het objectieve technische probleem). De vakman zal gezien zijn kritische aard bovendien niet geneigd zijn te accepteren dat voor een gevonden oplossing geen alternatieven bestaan. Voor zover Ajinomoto met haar betoog heeft willen aanvoeren dat WO 597 in ieder geval een gen openbaart dat codeert voor een transporteiwit voor lysine, loopt dat argument al daarop stuk dat WO 597 over het
Ygga-gen niet meer vermeldt dan dat het een gen is dat de export van aminozuren reguleert (“
ein Aminosäureexportgen”) maar niet specifiek de export van lysine.
golden standardmaar overtuigende argumenten waarom de vakman aan deze database voorbij zou gaan, heeft Ajinomoto of haar deskundige Krämer niet aangevoerd. Daarbij is van belang dat deze database blijkens Primrose één van slechts drie voor het vakgebied kennelijk belangrijke databases is, die in tegenstelling tot de andere twee
‘checked and annotated’data biedt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de vakman Swiss-Prot zou raadplegen.
ybjE-gen zouden hebben voorspeld. Ajinomoto bestrijdt echter niet dat op de prioriteitsdatum in Swiss-Prot voor het
ybjE-gen al zes transmembraanhelices waren vermeld. Dit blijkt ook uit de door Global overgelegde print, hiervoor weergegeven onder 2.1.11, met de in Swiss-Prot opgenomen data van het
ybjE-gen gedateerd vóór de prioriteitsdatum (16 oktober 2001, achter “
last annotation update”). Daarvan uitgaande is niet van belang welk computerprogramma door Swiss-Prot werd gebruikt om dit aantal te voorspellen.
ybjE-gen omvatten. Dat de vakman zich daarbij in eerste instantie zou richten op de genen van
E. coli,nu deze door Blattner integraal in kaart waren gebracht en
E. colitevens een van de meest gebruikte bacteriesoorten voor genetische experimenten is, is door Ajinomoto niet bestreden.
E. colicirca 30 genen zou opleveren, waaronder het
ybjE-gen. Ajinomoto heeft betoogd dat de vakman een veiligheidsmarge zou aanhouden van 5 – 7 transmembraanhelices en dat een selectie gebaseerd op dat criterium meer dan 100 genen zou omvatten. De rechtbank acht echter aannemelijk dat, zoals de deskundige Driessen in zijn verklaring (productie 17 van Global) heeft aangegeven, de vakman zich in eerste instantie zou beperken tot 6 transmembraanhelices en een grotere marge pas zou overwegen indien succes zou uitblijven. Niet is in te zien immers waarom de vakman zijn onderzoek ruimer zou opzetten dan in eerste instantie nodig is.
lysE-gen in handen zal krijgen dat codeert voor een eiwit dat een micro-organisme een L-aminozuur-producerend vermogen geeft. Door Ajinomoto is vervolgens niet gemotiveerd bestreden dat wanneer de vakman de selectie van 30 genen, waaronder zich
ybjEbevindt
,daadwerkelijk zou gaan testen op hun vermogen de productie van L-aminozuren (meer in bijzonder: L-lysine) te vergroten in een micro-organisme (meer in het bijzonder:
E. coli), hij het
ybjE-gen zou identificeren en daarmee tot de uitvinding volgens conclusie 1 zou komen.
8.Beoordeling van de geldigheid van de overige conclusies van EP 318
ybjE-gen ook voor wat betreft andere aminozuren dan lysine en arginine leidt tot een verhoogde uitscheiding. Ook ontbreekt, naar zij stelt, een methodiek om de verhoogde uitscheiding van andere aminozuren te meten. Op dezelfde grond stelt zij dat voor die aminozuren het octrooi geen technisch effect heeft zodat moet worden aangenomen dat inventiviteit ontbreekt.
ybjE-gen, verliest Global uit het oog dat dat niet noodzakelijk is om de vakman in staat te stellen het octrooi na te werken. Het is voorts aan Global aan te tonen dat het octrooi niet over de volle breedte nawerkbaar zou zijn. Daarin slaagt zij niet.
ybjE-gen in een bacterie van de soort
Methylococcus capsulatusop de uitscheiding van verschillende L-aminozuren. Deze resultaten laten een verhoogde uitscheiding (en daarmee een technisch effect) zien voor de gemuteerde bacteriestam. Wijzend op die productie van Ajinomoto stelt Global dat de verhoging niet in alle gevallen significant is. Voor zover zij daarmee bedoelt dat de verhoging niet daadwerkelijk optreedt, maar te wijten is aan onnauwkeurigheden in de meting of andere experimentele omstandigheden, heeft zij dit standpunt niet verder onderbouwd en is het daarom onvoldoende gemotiveerd. Voor zover zij bedoelt te stellen dat de verhoging gering is, is dat niet relevant omdat ook dan het geclaimde technisch effect van de uitvinding wordt bereikt.
Methylococcus capsulatusen niet voor
E. coli. Dat is evenwel niet relevant. Het experiment geeft minst genomen geen grond aan te nemen dat de resultaten in geval van
E. coli, waarvoor het octrooi al verhoogde uitscheiding van L-lysine en L-arginine heeft aangetoond, anders zouden zijn of dat er andere redenen zijn om aan te nemen dat de vakman aan de hand van het octrooi niet in staat zou zijn een soortgelijk experiment uit te voeren en een verhoogde uitscheiding te verkrijgen. Experimenteel materiaal van de kant van Global dat haar standpunt onderbouwt, ontbreekt.