Uitspraak
Rechtbank Den Haag
1.De feiten
U hebt bemerkt dat cliënt gedetineerd is. Hij heeft inkomen, noch vermogen en hij is in elk geval tot eind 2013 gedetineerd en mogelijk, wegens hangende strafzaken, nog (veel) langer. Cliënt deelt mij mede geen enkele mogelijkheid te hebben de gevorderde bedragen te voldoen en hij verzoekt u dan ook de kostenverhogende maatregelen achterwege te laten, tot hij niet meer gedetineerd is.
2.Het geschil
3.De beoordeling van het geschil
mag, maar ook
moetworden ten uitvoer gelegd en wel zo spoedig mogelijk. Een en ander geldt ook voor de executie van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat uitstel van betaling kan worden verleend, dan wel betaling in termijnen kan worden toegestaan. In opdracht van het OM is het CJIB belast met de executie van een dergelijke maatregel. De wijze waarop het CJIB dat doet, is vastgelegd in de ‘Aanwijzing executie’ (tot 1 maart 2013:
Stcrt.2010, 20473, gerectificeerd in
Stcrt.2011, 20473; vanaf 1 maart 2013:
Stcrt.2013, 5107).
de tenuitvoerleggingvan de vervangende hechtenis – in zijn situatie – onrechtmatig is, maar in zijn stellingen ligt ook besloten dat
het opleggenvan een schadevergoedingsmaatregel, bij niet-betaling te vervangen door hechtenis, onrechtmatig is in die gevallen waarin de veroordeelde niet in staat is om de schade aan het slachtoffer te vergoeden. Deze discussie moet hier buiten beschouwing blijven. Ingevolge vaste jurisprudentie kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden reden zijn voor de strafrechter om af te zien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, terwijl de situatie zich voor oplegging daarvan in beginsel wel leent. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vaststaat dat oplegging van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst ten uitvoer leggen van de vervangende hechtenis (zie o.a. HR 19-6-2007, LJN:AZ8788). Hiervan uitgaande lag het op de weg van [eiser] om destijds in de strafzaak daarop een beroep te doen. In dit kort geding moet er in ieder geval van worden uitgegaan dat de strafrechter destijds rekening heeft kunnen houden met het (eventuele) onvermogen van [eiser]. Desondanks heeft de strafrechter de schadevergoedingsmaatregelen, inclusief vervangende hechtenis, opgelegd. Zoals hiervoor overwogen, is het OM verplicht om tot executie van die maatregelen over te gaan. Anders dan [eiser] meent is van schending van artikel 5 EVRM geen sprake. De schadevergoedingsmaatregel moet worden aangemerkt als een overeenkomstig de wet door een bevoegde rechter gegeven bevel, dat bij niet naleving ervan wordt vervangen door vervangende hechtenis. Nu [eiser] dit bevel niet heeft nageleefd kan hem op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1 onder (b) EVRM zijn vrijheid worden ontnomen. Dat de feitelijke tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel is opgedragen aan het CJIB doet aan het voorgaande niet af. Gelet hierop en nu gesteld noch gebleken is dat het EHRM zich heeft uitgesproken in de hiervoor onder 3.4. vermelde zin, bestaat er voor de voorzieningenrechter geen ruimte die veroordeling te toetsen.